Oefening 1: Tegenwoordige tijd van Oekraïense werkwoorden
1. Ik *говорю* met mijn vriend. (Gebruik de tegenwoordige tijd van “spreken”)
2. Jij *пишеш* een brief. (Tegenwoordige tijd van “schrijven”)
3. Hij *читає* een boek. (Tegenwoordige tijd van “lezen”)
4. Wij *працюємо* samen. (Tegenwoordige tijd van “werken”)
5. Jullie *їдете* naar school. (Tegenwoordige tijd van “rijden/gaan”)
6. Zij *слухають* muziek. (Tegenwoordige tijd van “luisteren”)
7. De kat *бігає* in de tuin. (Tegenwoordige tijd van “rennen”)
8. Jij *розумієш* de les. (Tegenwoordige tijd van “begrijpen”)
9. Ik *живу* in Oekraïne. (Tegenwoordige tijd van “wonen/leven”)
10. Hij *любить* koffie. (Tegenwoordige tijd van “houden van”)
2. Jij *пишеш* een brief. (Tegenwoordige tijd van “schrijven”)
3. Hij *читає* een boek. (Tegenwoordige tijd van “lezen”)
4. Wij *працюємо* samen. (Tegenwoordige tijd van “werken”)
5. Jullie *їдете* naar school. (Tegenwoordige tijd van “rijden/gaan”)
6. Zij *слухають* muziek. (Tegenwoordige tijd van “luisteren”)
7. De kat *бігає* in de tuin. (Tegenwoordige tijd van “rennen”)
8. Jij *розумієш* de les. (Tegenwoordige tijd van “begrijpen”)
9. Ik *живу* in Oekraïne. (Tegenwoordige tijd van “wonen/leven”)
10. Hij *любить* koffie. (Tegenwoordige tijd van “houden van”)
Oefening 2: Verleden tijd van Oekraïense werkwoorden
1. Gisteren *говорив* ik met mijn leraar. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “spreken”)
2. Zij *писала* een brief. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “schrijven”)
3. We *читали* het boek samen. (Verleden tijd meervoud van “lezen”)
4. Jij *працював* hard gisteren. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “werken”)
5. Zij *їхали* naar de markt. (Verleden tijd meervoud van “rijden/gaan”)
6. Hij *слухав* naar het nieuws. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “luisteren”)
7. De hond *бігала* in het park. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “rennen”)
8. Jij *розуміла* de uitleg. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “begrijpen”)
9. Ik *жив* in dat huis. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “wonen/leven”)
10. Zij *любили* muziek luisteren. (Verleden tijd meervoud van “houden van”)
2. Zij *писала* een brief. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “schrijven”)
3. We *читали* het boek samen. (Verleden tijd meervoud van “lezen”)
4. Jij *працював* hard gisteren. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “werken”)
5. Zij *їхали* naar de markt. (Verleden tijd meervoud van “rijden/gaan”)
6. Hij *слухав* naar het nieuws. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “luisteren”)
7. De hond *бігала* in het park. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “rennen”)
8. Jij *розуміла* de uitleg. (Verleden tijd vrouwelijk enkelvoud van “begrijpen”)
9. Ik *жив* in dat huis. (Verleden tijd mannelijk enkelvoud van “wonen/leven”)
10. Zij *любили* muziek luisteren. (Verleden tijd meervoud van “houden van”)