Top 50 Arabische werkwoordoefeningen – Oefening 1: Tegenwoordige tijd
2. Jij *تكتب* een brief nu (tegenwoordige tijd van “schrijven”).
3. Hij *يأكل* zijn ontbijt elke ochtend (tegenwoordige tijd van “eten”).
4. Wij *نقرأ* een boek in de bibliotheek (tegenwoordige tijd van “lezen”).
5. Jullie *تشربون* water na het sporten (tegenwoordige tijd van “drinken”).
6. Zij (meervoud) *يلعبون* voetbal in het park (tegenwoordige tijd van “spelen”).
7. Ik *أدرس* Arabisch elke avond (tegenwoordige tijd van “studeren”).
8. Jij *تعمل* hard voor het examen (tegenwoordige tijd van “werken”).
9. Hij *يسمع* muziek op zijn telefoon (tegenwoordige tijd van “luisteren”).
10. Wij *نذهب* morgen naar de markt (toekomstige handeling met tegenwoordige tijd van “gaan”).
Top 50 Arabische werkwoordoefeningen – Oefening 2: Verleden tijd
2. Jij *كتبت* een e-mail vanmorgen (verleden tijd van “schrijven”).
3. Zij (vrouw enkelvoud) *أكلت* haar lunch om 12 uur (verleden tijd van “eten”).
4. Wij *قرأنا* het boek vorige week (verleden tijd van “lezen”).
5. Jullie *شربتم* koffie tijdens de pauze (verleden tijd van “drinken”).
6. Hij *لعب* voetbal met zijn vrienden gisteren (verleden tijd van “spelen”).
7. Ik *درست* de grammatica gisterenavond (verleden tijd van “studeren”).
8. Jij *عملت* veel werk deze week (verleden tijd van “werken”).
9. Zij (meervoud) *سمعوا* het nieuws op de radio (verleden tijd van “luisteren”).
10. Wij *ذهبنا* naar het strand vorige zomer (verleden tijd van “gaan”).