Toekomstige progressieve oefeningen – Deel 1
2. Jij *zal aan het studeren zijn* morgen in de ochtend. (Toekomstige tijd met progressief aspect)
3. Hij *zal aan het werken zijn* om 9 uur. (Denk aan ‘zal’ + werkwoord + progressief aspect)
4. Wij *zullen aan het wachten zijn* bij het station om 5 uur. (Toekomstige progressieve vorm)
5. Jullie *zullen aan het spelen zijn* in het park later vandaag. (Gebruik progressieve vorm in de toekomst)
6. Zij (meervoud) *zullen aan het praten zijn* tijdens de pauze morgen. (Toekomstige progressieve tijd)
7. Ik *zal aan het lezen zijn* als jij thuiskomt. (Combineer toekomst en progressief aspect)
8. Hij *zal aan het slapen zijn* om middernacht. (Toekomstige progressieve zin)
9. Wij *zullen aan het koken zijn* voor het feest morgenavond. (Toekomstige progressieve tijd)
10. Jij *zal aan het reizen zijn* volgende week om deze tijd. (Progressieve vorm in de toekomst gebruiken)
Toekomstige progressieve oefeningen – Deel 2
2. Ik *zal aan het luisteren zijn* naar muziek na mijn werk. (Gebruik ‘zal’ + werkwoord + progressief aspect)
3. Zij *zal aan het wachten zijn* op de bus om 8 uur. (Toekomstige progressieve tijd)
4. Wij *zullen aan het dansen zijn* op het feest morgenavond. (Toekomstige progressieve vorm)
5. Jij *zal aan het oefenen zijn* voor het examen volgende week. (Combineer toekomst en progressief aspect)
6. Hij *zal aan het zwemmen zijn* in het zwembad om 10 uur. (Toekomstige progressieve tijd)
7. Zij (meervoud) *zullen aan het werken zijn* aan het project morgen. (Progressieve vorm in de toekomst)
8. Ik *zal aan het schrijven zijn* aan mijn rapport in de middag. (Gebruik toekomst + progressief aspect)
9. Jullie *zullen aan het zingen zijn* tijdens het concert. (Toekomstige progressieve tijd)
10. Hij *zal aan het reizen zijn* door Thailand volgende maand. (Toekomstige progressieve zin)