1. Ik *maaraikkiren* (zal aan het verbergen zijn).
2. Jij *paarkkiraiyirukkirai* (zal aan het kijken zijn).
3. Hij *padhikkiraan* (zal aan het studeren zijn).
4. Wij *saapttuvom* (zullen aan het eten zijn).
5. Jullie *varugiraargal* (zullen aan het komen zijn).
6. Zij *seyyugiraargal* (zullen aan het doen zijn).
7. Ik *sirikkiren* (zal aan het lachen zijn).
8. Jij *pesugirai* (zal aan het praten zijn).
9. Hij *nadakkiraan* (zal aan het lopen zijn).
10. Wij *kattuvom* (zullen aan het bouwen zijn).

1. Zij *vidugiraargal* (zullen aan het loslaten zijn).
2. Jij *paadugirai* (zal aan het zingen zijn).
3. Ik *virumbugiren* (zal aan het willen zijn).
4. Hij *sirikkiraan* (zal aan het lachen zijn).
5. Wij *thookkugiraargal* (zullen aan het tillen zijn).
6. Jullie *thirumbugiraargal* (zullen aan het terugkeren zijn).
7. Zij *pootugiraargal* (zullen aan het planten zijn).
8. Ik *ninaikkiren* (zal aan het denken zijn).
9. Jij *pokkirai* (zal aan het gaan zijn).
10. Hij *kattugiraan* (zal aan het bouwen zijn).