1. Zij zal morgen om acht uur aan het studeren *zijn* (gebruik de vorm van “zijn” in de toekomstig progressieve tijd).
2. Wij zullen volgende week aan het eten *zijn* (gebruik de juiste vorm om aan te geven dat de handeling in de toekomst aan de gang is).
3. Jij zult straks aan het lopen *zijn* (let op de combinatie van toekomst en progressief aspect).
4. Hij zal morgen aan het lezen *zijn* (verwerk de werkwoordsvorm van “zijn” in toekomstig progressief).
5. Jullie zullen over een uur aan het werken *zijn* (gebruik de juiste vorm van “zijn” om de toekomst aan te geven).
6. Ik zal straks aan het schrijven *zijn* (combineer toekomst en progressief aspect in het Hebreeuws).
7. Zij zullen vanmiddag aan het zingen *zijn* (gebruik de correcte vorm van “zijn” in deze tijd).
8. Wij zullen morgen aan het reizen *zijn* (let op de werkwoordsvorm die toekomstig progressief uitdrukt).
9. Jij zult straks aan het slapen *zijn* (zorg dat de vorm van “zijn” de progressieve toekomst uitdrukt).
10. Hij zal volgende week aan het tekenen *zijn* (gebruik de juiste Hebreeuwse constructie voor toekomstig progressief).

1. Morgen om deze tijd zal zij aan het dansen *zijn* (denk aan de combinatie van toekomst en progressieve vorm).
2. Volgende maand zullen wij aan het zwemmen *zijn* (gebruik de juiste tijdsvorm om een toekomstige handeling aan te geven).
3. Jij zult straks aan het koken *zijn* (let op het gebruik van de werkwoordsvorm die de actie in de toekomst aan het uitvoeren is).
4. Hij zal morgen aan het fietsen *zijn* (combineer toekomstig en progressief aspect correct).
5. Jullie zullen straks aan het leren *zijn* (gebruik de juiste vorm van “zijn” in de toekomstig progressieve tijd).
6. Ik zal vanavond aan het zingen *zijn* (zorg voor de juiste vorm die de toekomst en progressieve actie uitdrukt).
7. Zij zullen morgen aan het spelen *zijn* (gebruik de Hebreeuwse constructie voor toekomstig progressief).
8. Wij zullen volgende week aan het reizen *zijn* (let op de juiste werkwoordsvorm voor toekomstig progressief).
9. Jij zult straks aan het werken *zijn* (gebruik de correcte combinatie van toekomst en progressief aspect).
10. Hij zal morgen aan het lezen *zijn* (denk aan de juiste werkwoordsvorm voor toekomstig progressief).