Oefening 1: Toekomstige tijd met het werkwoord “gaan” (จะ ja)
2. Jij *จะเรียน* Thais volgende week. (Toekomstige actie uitdrukken met จะ)
3. Hij *จะกิน* rijst vanavond. (Gebruik van จะ + werkwoord voor toekomst)
4. Wij *จะดู* een film zaterdag. (Toekomstige tijd met จะ)
5. Jullie *จะมา* naar het feest morgen. (Toekomstige intentie aangeven)
6. Zij *จะทำ* huiswerk later vandaag. (Toekomstige handeling met จะ)
7. Ik *จะซื้อ* een boek volgende maand. (Toekomstige actie met จะ)
8. Jij *จะไป* zwemmen morgenmiddag. (Gebruik van จะ voor toekomst)
9. Hij *จะเขียน* een brief morgen. (Toekomstige tijd met จะ)
10. Wij *จะเดิน* in het park morgen. (Toekomstige activiteit met จะ)
Oefening 2: Toekomstige tijd met tijdsaanduidingen en werkwoordsvormen
2. Jij *จะไป* naar school volgende week. (Toekomstige tijd uitdrukken)
3. Zij *จะกิน* ontbijt om 7 uur. (Toekomstige handeling met tijdsaanduiding)
4. Wij *จะเรียน* Thais na de vakantie. (Gebruik van จะ en werkwoord)
5. Hij *จะดู* televisie vanavond. (Toekomstige actie met tijd)
6. Jullie *จะอ่าน* een boek morgenmiddag. (Toekomstige tijd met werkwoord)
7. Ik *จะไป* naar de markt morgen. (Toekomstige tijd aangeven)
8. Zij *จะพูด* met de leraar volgende maand. (Toekomstige handeling uitdrukken)
9. Wij *จะกลับ* naar huis straks. (Toekomstige tijd met werkwoord)
10. Jij *จะเขียน* een verslag morgen. (Gebruik van จะ + werkwoord voor toekomst)