Toekomstige doorlopende oefeningen 1: Eenvoudige toekomstige tijd
2. Jij *ಬರುತ್ತೀಯ* (baruttīya) over een uur thuis zijn. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud vorm van ‘komen’ in de toekomst.)
3. Hij *ನಡುವೆ ಹೋಗುತ್ತಾನೆ* (naduve hōguttāne) straks naar school gaan. (Derde persoon enkelvoud van ‘gaan’ in de toekomst.)
4. Wij *ಓದುತ್ತೇವೆ* (ōduttēve) volgende week een nieuw boek lezen. (Eerste persoon meervoud van ‘lezen’ in de toekomst.)
5. Jullie *ಆಡುತ್ತೀರಿ* (āḍuttīri) morgen voetbal spelen. (Tweede persoon meervoud van ‘spelen’ in de toekomst.)
6. Zij *ಕರೆಸುತ್ತಾರೆ* (karesuttāre) later vandaag bellen. (Derde persoon meervoud van ‘bellen’ in de toekomst.)
7. Ik *ಬರೆಯುತ್ತೇನೆ* (bareyuttēne) volgende maand een brief schrijven. (Eerste persoon enkelvoud van ‘schrijven’ in de toekomst.)
8. Jij *ನೋಡುತ್ತೀಯ* (nōduttīya) straks een film kijken. (Tweede persoon enkelvoud van ‘kijken’ in de toekomst.)
9. Hij *ಕೇಳುತ್ತಾನೆ* (kēḷuttāne) morgen naar muziek luisteren. (Derde persoon enkelvoud van ‘luisteren’ in de toekomst.)
10. Wij *ನಡುಗುತ್ತೇವೆ* (naḍuguttēve) volgende week in het park wandelen. (Eerste persoon meervoud van ‘wandelen’ in de toekomst.)
Toekomstige doorlopende oefeningen 2: Toekomstige tijd met werkwoordcombinaties
2. Jij *ಮಾಡಲಿದ್ದೀಯ* (māḍaliddīya) morgen het eten klaarmaken. (Tweede persoon enkelvoud, ‘doen’ + toekomst.)
3. Zij *ಬದುಕಲಿದ್ದಾರೆ* (badukaliddāre) volgend jaar in Bangalore wonen. (Derde persoon meervoud, ‘leven’ + toekomst.)
4. Wij *ನೋಡುವೆವು* (nōḍuvevu) binnenkort een nieuwe film zien. (Eerste persoon meervoud, ‘zien’ in de toekomst.)
5. Jullie *ಬರಲಿದ್ದೀರಿ* (baraliddīri) over een uur naar school komen. (Tweede persoon meervoud, ‘komen’ + toekomst.)
6. Hij *ಕೇಳಲಿದ್ದಾನೆ* (kēḷaliddāne) straks naar het lied luisteren. (Derde persoon enkelvoud, ‘luisteren’ + toekomst.)
7. Ik *ಬರೆಯಲಿದ್ದೇನೆ* (bareyaliddēne) morgen een brief schrijven. (Eerste persoon enkelvoud, ‘schrijven’ + toekomst.)
8. Jij *ಆಟವುದಕ್ಕೆ ಹೋಗಲಿದ್ದೀಯ* (āṭavudakke hōgaliddīya) morgen naar het feest gaan. (Tweede persoon enkelvoud, ‘gaan’ + toekomst.)
9. Wij *ನಡುವೆ ಓಡುವೆವು* (naduve ōḍuvevu) binnenkort hardlopen. (Eerste persoon meervoud, ‘rennen’ in de toekomst.)
10. Zij *ಮಾಡಲಿದ್ದಾರೆ* (māḍaliddāre) overmorgen het huis schoonmaken. (Derde persoon meervoud, ‘doen’ + toekomst.)