1. Mimi *nasoma* kitabu sasa. (Hint: Gebruik het werkwoord “soma” in de tegenwoordige tijd, “ik lees”)
2. Wewe *unakula* chakula sasa. (Hint: Gebruik het werkwoord “kula” in de tegenwoordige tijd, “jij eet”)
3. Yeye *anacheza* mpira kila siku. (Hint: Gebruik het werkwoord “cheza” in de tegenwoordige tijd, “hij/zij speelt”)
4. Sisi *tunakwenda* shule kila asubuhi. (Hint: Gebruik het werkwoord “kwenda” in de tegenwoordige tijd, “wij gaan”)
5. Ninyi *mnasema* Kiswahili vizuri. (Hint: Gebruik het werkwoord “sema” in de tegenwoordige tijd, “jullie spreken”)
6. Wao *wanakimbia* haraka. (Hint: Gebruik het werkwoord “kimbia” in de tegenwoordige tijd, “zij rennen”)
7. Mimi *ninakunywa* maji sasa. (Hint: Gebruik het werkwoord “kunywa” in de tegenwoordige tijd, “ik drink”)
8. Wewe *unapenda* muziki mzuri. (Hint: Gebruik het werkwoord “penda” in de tegenwoordige tijd, “jij houdt van”)
9. Yeye *anafanya* kazi nyumbani. (Hint: Gebruik het werkwoord “fanya” in de tegenwoordige tijd, “hij/zij werkt”)
10. Sisi *tunacheka* pamoja. (Hint: Gebruik het werkwoord “cheka” in de tegenwoordige tijd, “wij lachen”)

1. Mimi *ninapika* chakula leo. (Hint: Werkwoord “pika” in tegenwoordige tijd, “ik kook”)
2. Wewe *unasafisha* chumba chako. (Hint: Werkwoord “safisha” in tegenwoordige tijd, “jij maakt schoon”)
3. Yeye *anacheza* gitaa vizuri. (Hint: Werkwoord “cheza” in tegenwoordige tijd, “hij/zij speelt”)
4. Sisi *tunatumia* simu yetu. (Hint: Werkwoord “tumia” in tegenwoordige tijd, “wij gebruiken”)
5. Ninyi *mnaimba* wimbo mzuri. (Hint: Werkwoord “imba” in tegenwoordige tijd, “jullie zingen”)
6. Wao *wanasafiri* kila mwaka. (Hint: Werkwoord “safiri” in tegenwoordige tijd, “zij reizen”)
7. Mimi *ninajifunza* Kiswahili kila siku. (Hint: Werkwoord “jifunza” in tegenwoordige tijd, “ik leer”)
8. Wewe *unacheza* kompyuta vizuri. (Hint: Werkwoord “cheza” in tegenwoordige tijd, “jij speelt”)
9. Yeye *anaandika* barua sasa. (Hint: Werkwoord “andika” in tegenwoordige tijd, “hij/zij schrijft”)
10. Sisi *tunakimbia* bustani. (Hint: Werkwoord “kimbia” in tegenwoordige tijd, “wij rennen”)