Present Progressive Oefening 1
2. Jij *sedang belajar* Maleis. (Gebruik “sedang” + werkwoord om aan te geven dat iets nu bezig is)
3. Wij *sedang berjalan* naar school. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een lopende handeling aan te geven)
4. Zij *sedang membaca* een boek. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een handeling aan te duiden die nu plaatsvindt)
5. Hij *sedang menulis* een brief. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie in het heden te tonen)
6. De kinderen *sedang bermain* in het park. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een lopende activiteit te beschrijven)
7. Ik *sedang minum* water. (Gebruik “sedang” + werkwoord om aan te geven dat iets nu gebeurt)
8. Jij *sedang mendengar* muziek. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie te beschrijven die nu bezig is)
9. Wij *sedang memasak* eten in de keuken. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie in het heden te tonen)
10. Zij *sedang tidur* nu. (Gebruik “sedang” + werkwoord om te zeggen dat iets nu gebeurt)
Present Progressive Oefening 2
2. Ik *sedang menonton* televisie. (Gebruik “sedang” + werkwoord om aan te geven dat iets nu gebeurt)
3. Jij *sedang menulis* in je notebook. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie in het heden te beschrijven)
4. Wij *sedang membersihkan* het huis. (Gebruik “sedang” + werkwoord om aan te geven dat iets aan de gang is)
5. Zij *sedang belajar* voor het examen. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een lopende activiteit aan te geven)
6. Hij *sedang memasang* de lamp. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie te tonen die nu gebeurt)
7. De vrouw *sedang membeli* groenten op de markt. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een lopende handeling te beschrijven)
8. Ik *sedang menunggu* op de bus. (Gebruik “sedang” + werkwoord om aan te geven dat iets nu bezig is)
9. Jij *sedang menyanyi* een lied. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een actie in het heden te tonen)
10. Wij *sedang bekerja* samen aan het project. (Gebruik “sedang” + werkwoord om een lopende handeling te beschrijven)