Present Progressive Oefening 1
2. Jij *ತಿನ್ನುತ್ತಿದ್ದೀಯ* (Jij eet nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘eten’ in present progressive).
3. Hij *ಓಡುತ್ತಿದ್ದಾನೆ* (Hij rent nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘rennen’ in present progressive).
4. Wij *ನಲಿವುಹೋಗುತ್ತಿದ್ದೇವೆ* (Wij lachen nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘lachen’ in present progressive).
5. Jullie *ಬರೆದುತ್ತಿದ್ದರು* (Jullie schrijven nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘schrijven’ in present progressive).
6. Zij (meervoud) *ನಲಿಯುತ್ತಿದ್ದಾರೆ* (Zij lachen nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘lachen’ in present progressive).
7. Ik *ನಿಂತಿದ್ದೇನೆ* (Ik sta nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘staan’ in present progressive).
8. Jij *ಕೇಳುತ್ತಿದ್ದೀಯ* (Jij luistert nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘luisteren’ in present progressive).
9. Hij *ಮುಗಿಸುತ್ತಿದ್ದಾನೆ* (Hij is nu aan het afronden. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘afronden’ in present progressive).
10. Wij *ಕೇಳುತ್ತಿದ್ದೇವೆ* (Wij luisteren nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘luisteren’ in present progressive).
Present Progressive Oefening 2
2. Zij (enkelvoud) *ನಡಿಸುತ್ತಿದ್ದಾಳೆ* (Zij loopt nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘lopen’ in present progressive).
3. Wij *ಅಧ್ಯಯನ ಮಾಡುತ್ತಿದ್ದೇವೆ* (Wij studeren nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘studeren’ in present progressive).
4. Ik *ಬರೆಯುತ್ತಿದ್ದೇನೆ* (Ik schrijf nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘schrijven’ in present progressive).
5. Jullie *ಕ್ರೀಡಿಸುತ್ತಿದ್ದೀರಾ* (Jullie sporten nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘sporten’ in present progressive).
6. Zij (meervoud) *ನಗುತ್ತಿರುವರು* (Zij lachen nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘lachen’ in present progressive).
7. Hij *ನಡುವಿನಲ್ಲಿ ನಿಂತಿದ್ದಾನೆ* (Hij staat nu in het midden. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘staan’ in present progressive).
8. Jij *ಊಟಮಾಡುತ್ತಿದ್ದೀಯ* (Jij eet nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘eten’ in present progressive).
9. Wij *ನಗುಹೊಮ್ಮಿಸುತ್ತಿದ್ದೇವೆ* (Wij glimlachen nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘glimlachen’ in present progressive).
10. Zij (enkelvoud) *ಓಡುತ್ತಿದ್ದಾಳೆ* (Zij rent nu. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘rennen’ in present progressive).