Positie van bijwoorden oefening 1
2. Mi smo *već* završili zadatak. (Hint: Bijwoorden van tijd staan vaak vóór het voltooid deelwoord.)
3. On govori *jasno* i glasno. (Hint: Bijwoorden van wijze staan meestal direct na het werkwoord.)
4. Ti si *vrlo* pametan učenik. (Hint: Bijwoorden die een bijvoeglijk naamwoord versterken, staan vóór dat bijvoeglijk naamwoord.)
5. Oni dolaze *sutra* ujutro. (Hint: Tijdsbepalingen kunnen aan het begin of einde van de zin staan.)
6. Ja *ponekad* pijem kavu bez šećera. (Hint: Frequentie bijwoorden staan voor het hoofdwerkwoord.)
7. Pas trči *brzo* kroz park. (Hint: Bijwoorden van wijze volgen meestal het werkwoord.)
8. Ona će *sigurno* doći na zabavu. (Hint: Modale bijwoorden staan vóór het werkwoord.)
9. Djeca su *jako* sretna danas. (Hint: Bijwoorden die adjectieven versterken, staan vóór het adjectief.)
10. Mi smo *tako* umorni nakon škole. (Hint: Plaats bijwoorden die een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord versterken vóór het woord dat ze beschrijven.)
Positie van bijwoorden oefening 2
2. Mi ćemo *uskoro* završiti projekt. (Hint: Tijdsbepalingen staan vaak vóór het werkwoord.)
3. Ona se *pažljivo* priprema za ispit. (Hint: Bijwoorden van wijze komen na het werkwoord.)
4. Ti si *previše* umoran da radiš sada. (Hint: Bijwoorden die een adjectief versterken, staan vóór dat adjectief.)
5. Oni su *već* kupili karte za koncert. (Hint: Tijdsbepalingen van voltooid deelwoord staan vóór dat deelwoord.)
6. Ja *nikad* ne jedem sladoled zimi. (Hint: Negatieve frequentiebijwoorden komen vóór het werkwoord.)
7. Pas spava *mirno* u svojoj kući. (Hint: Bijwoorden van wijze volgen het werkwoord.)
8. Ona će *možda* doći kasnije. (Hint: Modale bijwoorden staan vóór het werkwoord.)
9. Djeca su *jako* vesela danas. (Hint: Bijwoorden die adjectieven versterken, staan vóór het adjectief.)
10. Mi se *ponekad* sastajemo vikendom. (Hint: Frequentiebijwoorden staan vóór het werkwoord.)