Plural Oefeningen voor Spaanse grammatica


Oefening 1: Basis meervoudsvormen


Wanneer je Spaans leert, is het belangrijk om een goed begrip te hebben van de vervoegingen en meervoudsvormen. De meervoudsvormen in het Spaans volgen specifieke regels die verschillen per woordsoort en eindletter van het woord. Dit soort oefeningen helpt bij het versterken van je vaardigheden om Spaanse substantieven en bijvoeglijke naamwoorden correct in het meervoud te zetten.

Detailed language instruction with focus on grammar exercises

The most efficient way to learn a language

Try Talkpal for free

In de volgende oefeningen zal je de juiste meervoudsvormen moeten invullen. Deze oefeningen zijn gericht op de verschillende regels voor het vormen van meervoud in het Spaans. Let goed op de aanwijzingen en probeer de juiste meervoudsvormen in te vullen. Dit is een essentiƫle vaardigheid voor het correct vormen van zinnen in het Spaans.

1. Los *niƱos* (kind) juegan en el parque.

2. Tengo dos *gatos* (kat) negros.

3. ComprƩ unas *flores* (bloem) para el jardƭn.

4. Las *mesas* (tafel) del restaurante estaban limpias.

5. ĀæPuedes ver los *autos* (auto) estacionados allĆ­?

6. Mis *tĆ­as* (tante) viven en Madrid.

7. Ella tiene muchos *libros* (boek) interesantes.

8. Los *profesores* (docent) estƔn en la sala de profesores.

9. En el zoológico hay varios *animales* (dier).

10. Las *ventanas* (raam) de esa casa son grandes.

11. Los *museos* (museum) de la ciudad son fascinantes.

12. Todos los *jardines* (tuin) estƔn bien cuidados.

13. Las *revistas* (tijdschrift) estƔn sobre la mesa.

14. ĀæHas visto mis *zapatos* (schoen)?

15. Los *Ɣrbol*es (boom) del parque son muy altos.

Oefening 2: Onregelmatige meervoudsvormen

1. Los *hombres* (man) estÔn jugando al fútbol.

2. Vimos dos *mujeres* (vrouw) caminando juntas.

3. Los *paĆ­ses* (land) europeos tienen mucho que ofrecer.

4. Las *ciudad*es (stad) crecen rƔpidamente.

5. Hay muchos *jóvenes* (jongere) en esa escuela.

6. Conseguƭ tres *lƔpiz*es (potlood) gratis en la feria.

7. Los *Ɣrbol*es (boom) del bosque son antiguos.

8. Los *carƔcter*es (karakter) de esta impresora no funcionan.

9. Tuvimos que escribir muchos *anƔlisis* (analyse) en clase.

10. Los *mapa*es (kaart) estaban desactualizados.

11. Las *radiografƭa*es (rƶntgenfoto) ya estƔn listas.

12. Los *interƩs*es (belangstelling) de los niƱos son variados.

13. Ella rompió todos los *reloj*es (horloge) por accidente.

14. Los *lunes* (maandag) siempre son muy ocupados en el trabajo.

15. Necesito comprar nuevos *jersey*es (trui) para el invierno.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller