Plaatsvoorzetseloefening 1: Basisvoorzetsels in Tamil
2. Het boek ligt *மேசையின்* (op) tafel.
3. De sleutel ligt *மேசையின் கீழ்* (onder) de tafel.
4. De vogel vliegt *மரம் மேல்* (boven) de boom.
5. Het kind speelt *வீட்டின் உள்ளே* (in) het huis.
6. De pen ligt *புத்தகத்தின் அருகில்* (naast) het boek.
7. De auto staat *வீதியில்* (op) de straat.
8. De schoen staat *படிக்கட்டின் கீழ்* (onder) de trap.
9. De lamp hangt *மாடிக்கூடத்தில்* (aan) het plafond.
10. De brief zit *தொடர்பில்* (tussen) de andere papieren.
Plaatsvoorzetseloefening 2: Geavanceerde plaatsvoorzetsels en context
2. De fiets staat *வீட்டின் வெளியே* (buiten) het huis.
3. De school bevindt zich *நகரின் மையத்தில்* (in het centrum van) de stad.
4. De foto hangt *சுவரில்* (aan) de muur.
5. De winkel is *போக்குவரத்து நிலையத்துக்கு அருகில்* (dichtbij) het busstation.
6. De jas hangt *கடுவடியில்* (achter) de deur.
7. De hond rent *தோட்டத்தின் வழியாக* (door) de tuin.
8. De fiets staat *கடையின் முன்னால்* (voor) de winkel.
9. De vogel zit *கொம்புகளுக்கு இடையில்* (tussen) de takken.
10. De sleutels liggen *பையத்தின் உள்ளே* (in) de tas.