Perfecte tijden in het Slowaaks
2. My *sme už videli* ten film. (Gebruik de voltooide tijd van ‘vidieť’ om te zeggen dat wij de film al hebben gezien.)
3. On *dokončil* svoju prácu. (Gebruik de voltooide tijd van ‘dokončiť’ om te zeggen dat hij zijn werk heeft afgerond.)
4. Ty *si už zjedol* obed? (Gebruik de voltooide tijd van ‘zjesť’ om te vragen of jij al hebt geluncht.)
5. Oni *sa vrátili* domov. (Gebruik de voltooide tijd van ‘vrátiť sa’ om te zeggen dat zij naar huis zijn teruggekeerd.)
6. Ja *som sa naučil* slovíčka. (Gebruik de voltooide tijd van ‘naučiť sa’ om te zeggen dat ik de woordjes heb geleerd.)
7. Vy *ste už dostali* list. (Gebruik de voltooide tijd van ‘dostať’ om te zeggen dat jullie de brief al hebben gekregen.)
8. On *už začal* pracovať. (Gebruik de voltooide tijd van ‘začať’ om te zeggen dat hij al begonnen is te werken.)
9. My *sme sa stretli* včera. (Gebruik de voltooide tijd van ‘stretnúť sa’ om te zeggen dat wij elkaar gisteren hebben ontmoet.)
10. Ona *vyčistila* miestnosť. (Gebruik de voltooide tijd van ‘vyčistiť’ om te zeggen dat zij de kamer heeft schoongemaakt.)
Progressieve tijden in het Slowaaks
2. My *pozeráme* film práve teraz. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘pozerať’ om te zeggen dat wij nu naar een film kijken.)
3. On *pracuje* v záhrade. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘pracovať’ om te zeggen dat hij in de tuin aan het werk is.)
4. Ty *ješ* obed teraz? (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘jesť’ om te vragen of jij nu aan het lunchen bent.)
5. Oni *sa vracajú* domov. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘vracať sa’ om te zeggen dat zij naar huis aan het terugkeren zijn.)
6. Ja *sa učím* slovíčka. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘učiť sa’ om te zeggen dat ik woordjes aan het leren ben.)
7. Vy *dostávate* listy pravidelne. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘dostávať’ om te zeggen dat jullie regelmatig brieven ontvangen.)
8. On *začína* pracovať. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘začínať’ om te zeggen dat hij aan het beginnen is te werken.)
9. My *sa stretávame* každý týždeň. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘stretávať sa’ om te zeggen dat wij elkaar elke week ontmoeten.)
10. Ona *čistí* miestnosť práve teraz. (Gebruik de onvoltooide tijd van ‘čistiť’ om te zeggen dat zij nu de kamer schoonmaakt.)