Werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd
2. Sinä *syöt* omenaa. (Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘syödä’)
3. Hän *lukee* kirjaa. (Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘lukea’)
4. Me *menemme* kouluun. (Hint: Gebruik de eerste persoon meervoud van ‘mennä’)
5. Te *kirjoitatte* sähköpostia. (Hint: Gebruik de tweede persoon meervoud van ‘kirjoittaa’)
6. He *juovat* vettä. (Hint: Gebruik de derde persoon meervoud van ‘juoda’)
7. Minä *opiskelen* suomea. (Hint: Gebruik de eerste persoon enkelvoud van ‘opiskella’)
8. Sinä *nukut* hyvin. (Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘nukkua’)
9. Hän *soittaa* pianoa. (Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘soittaa’)
10. Me *leivomme* kakun. (Hint: Gebruik de eerste persoon meervoud van ‘leipoa’)
Gebruik van de partitiivi in Finse zinnen
2. Hän juo *maitoa*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘maito’ om een deel aan te duiden)
3. Me ostamme *kahvia*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘kahvi’ bij een onbepaalde hoeveelheid)
4. Sinä ostat *leipää*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘leipä’ bij een deel of hoeveelheid)
5. He lukevat *kirjoja*. (Hint: Gebruik partitiivi meervoud van ‘kirja’ voor onbepaalde hoeveelheid)
6. Minä juon *vettä*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘vesi’ bij onbepaalde hoeveelheid)
7. Hän haluaa *suklaata*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘suklaa’ bij een deel)
8. Me syömme *juustoa*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘juusto’ bij onbepaalde hoeveelheid)
9. Sinä teet *teetä*. (Hint: Gebruik partitiivi van ’tee’ bij onbepaalde hoeveelheid)
10. He saavat *apua*. (Hint: Gebruik partitiivi van ‘apu’ bij onbepaalde hoeveelheid)