1. Het boek *je čte* (wordt gelezen) door de leraar.
2. De brieven *jsou psány* (worden geschreven) door studenten.
3. De kamer *je uklízena* (wordt schoongemaakt) elke dag.
4. De computer *je opravován* (wordt gerepareerd) door de technicus.
5. De auto *je myta* (wordt gewassen) door de eigenaar.
6. De schilderijen *jsou vystavovány* (worden tentoongesteld) in het museum.
7. Het eten *je připravováno* (wordt klaargemaakt) door de kok.
8. De documenten *jsou schvalovány* (worden goedgekeurd) door de manager.
9. De planten *jsou zalévány* (worden water gegeven) door de tuinman.
10. De pakketten *jsou doručovány* (worden bezorgd) door de postbode.

1. Het huis *bylo postaveno* (werd gebouwd) vorig jaar.
2. De brief *byla napsána* (werd geschreven) gisteren.
3. De taart *byla upečena* (werd gebakken) door mijn moeder.
4. De film *byla natočena* (werd opgenomen) in Praag.
5. De meubels *byly vyrobeny* (werden gemaakt) door de timmerman.
6. De fouten *byly opraveny* (werden gerepareerd) door de leraar.
7. Het rapport *bylo dokončeno* (werd afgerond) op tijd.
8. De uitnodigingen *byly rozeslány* (werden verstuurd) vorige week.
9. De bomen *byly zasazeny* (werden geplant) in het park.
10. Het contract *byl podepsán* (werd ondertekend) door beide partijen.