Passieve Oefening 1: Tegenwoordige tijd
2. De ramen *worden* elke week schoongemaakt. (Let op meervoud en tegenwoordige tijd)
3. Het huis *wordt* door veel mensen bezocht. (Gebruik het juiste hulpwerkwoord)
4. De koekjes *worden* door mijn moeder gebakken. (Tegenwoordige tijd, meervoud)
5. Het nieuws *wordt* op televisie uitgezonden. (Let op enkelvoud)
6. De planten *worden* dagelijks water gegeven. (Tegenwoordige tijd, meervoud)
7. De auto *wordt* door de monteur gerepareerd. (Enkelvoud, tegenwoordige tijd)
8. De boeken *worden* in de bibliotheek gerangschikt. (Meervoud, tegenwoordige tijd)
9. De documenten *worden* door de secretaresse getypt. (Meervoud, tegenwoordige tijd)
10. Het eten *wordt* door de chef klaargemaakt. (Enkelvoud, tegenwoordige tijd)
Passieve Oefening 2: Verleden tijd
2. De ramen *werden* vorige week schoongemaakt. (Let op meervoud en verleden tijd)
3. Het huis *werd* door veel mensen bezocht. (Gebruik het juiste hulpwerkwoord)
4. De koekjes *werden* door mijn moeder gebakken. (Verleden tijd, meervoud)
5. Het nieuws *werd* op televisie uitgezonden. (Let op enkelvoud)
6. De planten *werden* dagelijks water gegeven. (Verleden tijd, meervoud)
7. De auto *werd* door de monteur gerepareerd. (Enkelvoud, verleden tijd)
8. De boeken *werden* in de bibliotheek gerangschikt. (Meervoud, verleden tijd)
9. De documenten *werden* door de secretaresse getypt. (Meervoud, verleden tijd)
10. Het eten *werd* door de chef klaargemaakt. (Enkelvoud, verleden tijd)