Passieve Oefeningen Deel 1: Passieve vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. De brieven *yukتب* door de secretaris. (Gebruik de passieve vorm van schrijven in de tegenwoordige tijd)
3. Het eten *yuحضّر* door de kok. (Gebruik de passieve vorm van bereiden in de tegenwoordige tijd)
4. De lessen *yutعallam* door de studenten. (Gebruik de passieve vorm van leren in de tegenwoordige tijd)
5. De kleren *yuغسل* door de wasmachine. (Gebruik de passieve vorm van wassen in de tegenwoordige tijd)
6. De fouten *yuṣaḥḥaḥ* door de leraar. (Gebruik de passieve vorm van corrigeren in de tegenwoordige tijd)
7. De plannen *yuqaddam* door de manager. (Gebruik de passieve vorm van presenteren in de tegenwoordige tijd)
8. De meubels *yunقل* door de verhuizers. (Gebruik de passieve vorm van verplaatsen in de tegenwoordige tijd)
9. De boeken *yuqtaraḥ* door de bibliothecaris. (Gebruik de passieve vorm van aanbevelen in de tegenwoordige tijd)
10. De rapporten *yuṭbaʿ* door de drukker. (Gebruik de passieve vorm van drukken in de tegenwoordige tijd)
Passieve Oefeningen Deel 2: Passieve vorm van werkwoorden in de verleden tijd
2. Het boek *quriʾ* door de student. (Gebruik de passieve vorm van lezen in de verleden tijd)
3. De taart *ṣuبت* door de bakker. (Gebruik de passieve vorm van bakken in de verleden tijd)
4. De taak *ʔunjazat* op tijd door de werknemer. (Gebruik de passieve vorm van voltooien in de verleden tijd)
5. De film *ʔushhidat* door veel mensen. (Gebruik de passieve vorm van bekijken in de verleden tijd)
6. De uitnodiging *ʔursilat* door de organisator. (Gebruik de passieve vorm van verzenden in de verleden tijd)
7. De fout *ṣuḥiḥat* door de leraar. (Gebruik de passieve vorm van corrigeren in de verleden tijd)
8. Het gebouw *buniya* door de aannemer. (Gebruik de passieve vorm van bouwen in de verleden tijd)
9. De opdracht *ʔuʔtiyat* aan de student. (Gebruik de passieve vorm van geven in de verleden tijd)
10. Het nieuws *nushira* op de radio. (Gebruik de passieve vorm van uitzenden in de verleden tijd)