De Franse grammatica kent diverse tijden om gebeurtenissen in het verleden te beschrijven. Een van deze tijden is de passé récent, een tijd die gebruikt wordt om te spreken over zeer recente acties die net hebben plaatsgevonden. Dit is bijvoorbeeld vergelijkbaar met het Nederlandse ‘ik heb zojuist…’. De constructie van de passé récent is vrij eenvoudig: het bestaat uit het hulpwerkwoord ‘venir’ in de tegenwoordige tijd, gevolgd door ‘de’ en een infinitief werkwoord.
Het herkennen en correct gebruiken van de passé récent is belangrijk voor het bevorderen van je spreekvaardigheid in het Frans. In de volgende oefeningen kun je oefenen met het toepassen van de passé récent. De zinnen zijn in het Frans en je dient het juiste vorm van het werkwoord ‘venir’ in te vullen. Aan de hand van de context kun je bepalen welke vorm dit moet zijn.
Il *vient* (venir) de finir ses devoirs. [vient]
Elle *vient* (venir) de partir pour l’école. [vient]
Nous *venons* (venir) d’arriver à la maison. [venons]
Vous *venez* (venir) de voir le nouveau film ? [venez]
Je *viens* (venir) d’acheter un livre. [viens]
Elles *viennent* (venir) de terminer le projet. [viennent]
Tu *viens* (venir) de perdre ton téléphone ? [viens]
Les garçons *viennent* (venir) de jouer au football. [viennent]
Je *viens* (venir) de prendre une décision importante. [viens]
Mon ami *vient* (venir) de déménager. [vient]
Mes parents *viennent* (venir) de sortir. [viennent]
Tu *viens* (venir) de réparer la voiture ? [viens]
Nous *venons* (venir) de recevoir une lettre. [venons]
Il *vient* (venir) de se réveiller. [vient]
Vous *venez* (venir) de manger au restaurant ? [venez]
Elle *vient* (venir) de découvrir un secret. [vient]
Je *viens* (venir) d’apprendre le français. [viens]
Ils *viennent* (venir) de finir le jeu vidéo. [viennent]
Tu *viens* (venir) de recevoir un message ? [viens]
Nous *venons* (venir) de voir un bel oiseau. [venons]
Le chien *vient* (venir) de s’enfuir du jardin. [vient]
Je *viens* (venir) de faire une promenade. [viens]
Vous *venez* (venir) d’entendre cette nouvelle ? [venez]
Tu *viens* (venir) de chanter magnifiquement. [viens]
Elle *vient* (venir) de lire un roman incroyable. [vient]
Ils *viennent* (venir) de prendre une pause. [viennent]
Le professeur *vient* (venir) de donner une explication. [vient]
Nous *venons* (venir) de choisir un cadeau pour toi. [venons]
Vous *venez* (venir) de participer à une compétition ? [venez]
Il *vient* (venir) de casser son jouet. [vient]
Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.
