Overeenkomst in geslacht en getal – Oefening 1
2. De *grote* vrouw leest een boek. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord is vrouwelijk enkelvoud.)
3. De *grote* mannen werken hard. (Hint: Gebruik het mannelijke meervoud bijvoeglijk naamwoord.)
4. De *grote* vrouwen zingen samen. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord is vrouwelijk meervoud.)
5. Het *kleine* kind speelt buiten. (Hint: Klein, mannelijk enkelvoud.)
6. De *kleine* meisjes lachen. (Hint: Klein, vrouwelijk meervoud.)
7. De *oude* leraar spreekt duidelijk. (Hint: Mannelijk enkelvoud.)
8. De *oude* boeken liggen op tafel. (Hint: Mannelijk meervoud.)
9. De *oude* dame wandelt in het park. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud.)
10. De *oude* vrouwen praten samen. (Hint: Vrouwelijk meervoud.)
Overeenkomst in geslacht en getal – Oefening 2
2. De *mooie* bloemen ruiken lekker. (Hint: Vrouwelijk meervoud bijvoeglijk naamwoord.)
3. De *sterke* man tilt de doos. (Hint: Mannelijk enkelvoud.)
4. De *sterke* mannen helpen elkaar. (Hint: Mannelijk meervoud.)
5. De *jonge* vrouw studeert hard. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud.)
6. De *jonge* vrouwen gaan naar school. (Hint: Vrouwelijk meervoud.)
7. De *jonge* jongen speelt voetbal. (Hint: Mannelijk enkelvoud.)
8. De *jonge* jongens spelen in het park. (Hint: Mannelijk meervoud.)
9. De *snelle* auto rijdt op de weg. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud.)
10. De *snelle* auto’s zijn duur. (Hint: Vrouwelijk meervoud.)