Oefening 1: Telbare zelfstandige naamwoorden
2. В магазине продаются разные *яблоки*. (Meervoud van het telbare zelfstandig naamwoord “яблоко”.)
3. Он купил *пять* бутылок воды. (Hoeveel flessen water zijn gekocht? Gebruik het Russische woord voor vijf.)
4. На столе лежит *один* карандаш. (Gebruik het Russische woord voor één.)
5. В парке гуляют *две* собаки. (Hoeveel honden? Gebruik het Russische woord voor twee.)
6. У нас есть *четыре* стула в комнате. (Hoeveel stoelen zijn er? Gebruik het Russische woord voor vier.)
7. Она увидела *семь* птиц на дереве. (Hoeveel vogels? Gebruik het Russische woord voor zeven.)
8. В классе сидят *тридцать* учеников. (Hoeveel leerlingen? Gebruik het Russische woord voor dertig.)
9. Мама купила *шесть* апельсинов. (Hoeveel sinaasappels? Gebruik het Russische woord voor zes.)
10. В саду растут *восемь* цветов. (Hoeveel bloemen? Gebruik het Russische woord voor acht.)
Oefening 2: Ontelbare zelfstandige naamwoorden
2. Вода в реке была очень холодной. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord, gebruik de juiste vorm: *вода*.)
3. Он добавил немного *сахара* в чай. (Gebruik het ontelbare zelfstandig naamwoord voor suiker.)
4. Мы пили горячий *чай* утром. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord, gebruik het juiste woord.)
5. В комнате было много *воздуха*. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord voor lucht.)
6. Она купила бутылку *мяса*. (Let op dat “мясо” ontelbaar is, gebruik de juiste vorm.)
7. Я люблю есть *хлеб* на завтрак. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord voor brood.)
8. В кафе подали чашку *кофе*. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord voor koffie.)
9. Он использовал немного *масла* для готовки. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord voor olie/boter.)
10. В магазине продают свежий *сыр*. (Ontelbaar zelfstandig naamwoord voor kaas.)