Oefening 1: Gebruik van ontelbare zelfstandige naamwoorden in Armeense zinnen
2. Zij koopt altijd verse *հաց* bij de bakker. (Hint: ‘brood’ als ontelbaar zelfstandig naamwoord)
3. Er zit veel *շաքար* in de taart. (Hint: ‘suiker’, ontelbaar)
4. Wij gebruiken *սերուցք* in onze koffie. (Hint: ‘room’, een ontelbaar zelfstandig naamwoord)
5. In de winkel verkopen ze verschillende soorten *թթու* . (Hint: ‘azijn’, ontelbaar)
6. Hij voegt een beetje *թեյ* toe aan het glas. (Hint: ’thee’, ontelbaar)
7. Ze hebben geen *ձեթ* meer om te koken. (Hint: ‘olie’, ontelbaar)
8. Voor het recept heb je veel *աղ* nodig. (Hint: ‘zout’, ontelbaar)
9. De kinderen drinken graag *հյութ* na het sporten. (Hint: ‘sap’, ontelbaar)
10. We hebben altijd *մեղր* in huis voor de thee. (Hint: ‘honing’, ontelbaar)
Oefening 2: Ontelbare zelfstandige naamwoorden combineren met hoeveelheden
2. Ze voegt een beetje *աղ* toe aan de soep. (Hint: ‘zout’, ontelbaar, hoeveelheid)
3. Ik heb een stuk *խմորիչ* nodig voor het brood. (Hint: ‘gist’, ontelbaar maar hier als hoeveelheid)
4. Hij koopt een fles *սուրճ* bij het café. (Hint: ‘koffie’, ontelbaar, hoeveelheid)
5. We hebben een kilo *շաքար* nodig voor het dessert. (Hint: ‘suiker’, ontelbaar)
6. Ze schenkt een kopje *թեյ* voor haar gast in. (Hint: ’thee’, ontelbaar)
7. De chef gebruikt een scheut *ձեթ* in de salade. (Hint: ‘olie’, ontelbaar)
8. Hij neemt een lepel *մեղր* in zijn yoghurt. (Hint: ‘honing’, ontelbaar)
9. Er zit een beetje *թթու* in de dressing. (Hint: ‘azijn’, ontelbaar)
10. We hebben een doos *հյութ* gekocht voor het feest. (Hint: ‘sap’, ontelbaar)