1. Hij *is bezig geweest met studeren* sinds vanochtend. (Hint: Gebruik de perfecte continue tijd om een actie te beschrijven die in het verleden begon en nog steeds doorgaat.)
2. Wij *hebben al drie uur gewacht*. (Hint: Druk uit hoe lang een actie al bezig is met perfecte continue tijd.)
3. Zij *heeft de hele dag gelopen*. (Hint: Focus op de duur van de actie die nog invloed heeft op het heden.)
4. Jij *bent aan het koken geweest* toen ik belde. (Hint: Perfecte continue tijd voor een actie die net was afgelopen.)
5. Ik *ben al een jaar aan het werken* bij dat bedrijf. (Hint: Gebruik de tijd om een langdurige actie in het verleden aan te geven.)
6. Hij *is sinds gisteren aan het lezen*. (Hint: Perfecte continue tijd om te laten zien dat iets begon in het verleden en doorgaat.)
7. We *hebben urenlang gepraat*. (Hint: Druk de duur van een actie uit die net gestopt is.)
8. Zij *is de hele week aan het oefenen geweest*. (Hint: Gebruik de tijd om een actie met een duidelijke duur te beschrijven.)
9. Jij *bent al een maand aan het studeren*. (Hint: Perfecte continue tijd voor een recente actie met duur.)
10. Ik *ben al sinds vanochtend aan het schrijven*. (Hint: Begin van de actie ligt in het verleden en gaat door tot nu.)

1. Hij *is al twee uur aan het praten*. (Hint: Gebruik de perfecte continue tijd om de duur van een actie aan te geven.)
2. Wij *hebben sinds gisteren gewacht*. (Hint: Perfecte continue tijd voor een actie die nog steeds doorgaat.)
3. Zij *is de hele ochtend aan het studeren geweest*. (Hint: Druk uit dat de actie net is gestopt.)
4. Jij *bent al een half uur aan het fietsen*. (Hint: Gebruik de tijd om een lopende actie te beschrijven.)
5. Ik *ben al een week aan het oefenen*. (Hint: Perfecte continue tijd voor een actie die in het verleden begon en doorgaat.)
6. Hij *is sinds vanochtend aan het werken*. (Hint: Druk de duur van een actie uit die nog steeds loopt.)
7. We *hebben urenlang gezongen*. (Hint: Perfecte continue tijd om een langdurige actie aan te geven.)
8. Zij *is al drie dagen aan het lezen*. (Hint: Gebruik de tijd om een recente actie met duur te beschrijven.)
9. Jij *bent al de hele middag aan het schrijven*. (Hint: Perfecte continue tijd voor een actie met een duidelijke duur.)
10. Ik *ben sinds gisteren aan het wachten*. (Hint: Druk uit dat de actie in het verleden begon en nog steeds doorgaat.)