Oefening 1: Tegenwoordige en verleden continue tijd in het Tamil
2. Wij *waren aan het koken* toen jij belde (gebruik de verleden continue tijd van koken).
3. Hij *is aan het lopen* naar school (gebruik de tegenwoordige continue tijd van lopen).
4. Jullie *waren aan het studeren* gisteren avond (gebruik de verleden continue tijd van studeren).
5. Ik *ben aan het schrijven* een brief (gebruik de tegenwoordige continue tijd van schrijven).
6. Zij *waren aan het dansen* op het feest (gebruik de verleden continue tijd van dansen).
7. Hij *is aan het spreken* met de leraar (gebruik de tegenwoordige continue tijd van spreken).
8. Wij *waren aan het zwemmen* in het meer (gebruik de verleden continue tijd van zwemmen).
9. Jij *bent aan het luisteren* naar muziek (gebruik de tegenwoordige continue tijd van luisteren).
10. Zij *waren aan het werken* aan het project (gebruik de verleden continue tijd van werken).
Oefening 2: Toekomstige continue tijd in het Tamil
2. Volgende week *zal zij aan het studeren zijn* voor het examen (gebruik de toekomstige continue tijd van studeren).
3. Over een uur *zal hij aan het koken zijn* voor het diner (gebruik de toekomstige continue tijd van koken).
4. Straks *zullen wij aan het werken zijn* aan de opdracht (gebruik de toekomstige continue tijd van werken).
5. Volgende maand *zal jij aan het bouwen zijn* van het huis (gebruik de toekomstige continue tijd van bouwen).
6. Over tien minuten *zal zij aan het bellen zijn* met haar vriend (gebruik de toekomstige continue tijd van bellen).
7. Tijdens de vergadering *zal hij aan het uitleggen zijn* van het plan (gebruik de toekomstige continue tijd van uitleggen).
8. Morgenavond *zullen zij aan het dansen zijn* op het feest (gebruik de toekomstige continue tijd van dansen).
9. Volgende jaar *zal ik aan het leren zijn* van de taal (gebruik de toekomstige continue tijd van leren).
10. Over een paar dagen *zal jij aan het verhuizen zijn* naar een nieuwe woning (gebruik de toekomstige continue tijd van verhuizen).