Oefening 1: Geslacht in Turkse zelfstandige naamwoorden herkennen
2. De *erkek* (man) werkt hard. Hint: Het woord betekent man.
3. Mijn *kız* (dochter) speelt buiten. Hint: Dit woord betekent dochter.
4. De *oğlan* (jongen) eet zijn lunch. Hint: Dit woord betekent jongen.
5. Haar *anne* (moeder) kookt het eten. Hint: Dit woord betekent moeder.
6. Zijn *baba* (vader) leest de krant. Hint: Dit woord betekent vader.
7. De *kız kardeş* (zus) zingt mooi. Hint: Dit is het woord voor zus.
8. De *erkek kardeş* (broer) fietst snel. Hint: Dit betekent broer.
9. Mijn *hala* (tante langs vaders kant) is vriendelijk. Hint: Dit is een vrouwelijke familierelatie.
10. Haar *amca* (oom langs vaders kant) komt morgen. Hint: Dit is een mannelijke familierelatie.
Oefening 2: Geslacht toepassen in zinnen met voornaamwoorden
2. *O* (hij) is mijn broer. Hint: Gebruik het voornaamwoord voor een man.
3. *O* (zij) werkt als lerares. Hint: Verwijs naar een vrouw.
4. *O* (hij) studeert aan de universiteit. Hint: Verwijs naar een man.
5. *O* (zij) heeft een mooie jurk. Hint: Vrouwelijk onderwerp.
6. *O* (hij) draagt een jas. Hint: Mannelijk onderwerp.
7. *O* (zij) speelt piano. Hint: Vrouwelijk onderwerp.
8. *O* (hij) speelt gitaar. Hint: Mannelijk onderwerp.
9. *O* (zij) is mijn moeder. Hint: Vrouwelijk onderwerp.
10. *O* (hij) is mijn vader. Hint: Mannelijk onderwerp.