Oefening 1: Enkelvoudige zelfstandige naamwoorden in de nominatief
2. Mijn *kniha* ligt op de tafel. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
3. Het *auto* is nieuw en snel. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
4. De *učiteľ* geeft les aan de kinderen. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
5. De *žena* loopt in het park. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
6. Het *okno* is open omdat het warm is. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
7. De *stôl* is gemaakt van hout. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
8. Mijn *sestra* is heel aardig. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
9. Het *mesto* is groot en druk. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
10. De *muž* helpt zijn vrienden. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, enkelvoud, nominatief.)
Oefening 2: Meervoudige zelfstandige naamwoorden en naamvallen
2. Knihy sú na *stoloch*. (Hint: Meervoud, locatief van vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
3. Mám nové *autá*. (Hint: Meervoud, accusatief van onzijdig zelfstandig naamwoord.)
4. Učitelia hovoria s *deťmi*. (Hint: Meervoud, instrumentaal van mannelijk zelfstandig naamwoord.)
5. Ženy idú do *parkov*. (Hint: Meervoud, genitief van vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
6. Okna sú otvorené v *domoch*. (Hint: Meervoud, locatief van onzijdig zelfstandig naamwoord.)
7. Na *stoloch* sú knihy a perá. (Hint: Meervoud, locatief van mannelijk zelfstandig naamwoord.)
8. Moje sestry hovoria so *sestrami*. (Hint: Meervoud, instrumentaal van vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
9. Mestá sú veľké a rušné. (Hint: Meervoud, nominatief van onzijdig zelfstandig naamwoord.)
10. Muži pracujú v *záhradách*. (Hint: Meervoud, locatief van mannelijk zelfstandig naamwoord.)