Oefening 1: Enkelvoudige zelfstandige naamwoorden in het Kazachs
2. Mijn *үй* is groot en modern. (Hint: het woord voor “huis” in het Kazachs)
3. Hij drinkt water uit de *бөтелке*. (Hint: het woord voor “fles” in het Kazachs)
4. De *қала* is druk en levendig. (Hint: het woord voor “stad” in het Kazachs)
5. Zij leest een verhaal in de *газета*. (Hint: het woord voor “krant” in het Kazachs)
6. Ik zie een mooie *гүл* in de tuin. (Hint: het woord voor “bloem” in het Kazachs)
7. De *жол* is lang en recht. (Hint: het woord voor “weg” in het Kazachs)
8. Hij koopt vers fruit op de *базар*. (Hint: het woord voor “markt” in het Kazachs)
9. Mijn vader werkt in een groot *офис*. (Hint: het woord voor “kantoor” in het Kazachs)
10. De *күн* schijnt helder vandaag. (Hint: het woord voor “zon” in het Kazachs)
Oefening 2: Meervoud en naamvallen van zelfstandige naamwoorden in het Kazachs
2. De *кітаптарды* leg ik op de plank. (Hint: meervoud in de accusatief van “boek”)
3. We wandelen over de *жолдар*. (Hint: meervoud van “weg”)
4. De *үйлер* in deze straat zijn oud. (Hint: meervoud van “huis”)
5. Hij geeft appels aan de *балаларға*. (Hint: meervoud datief van “kind”)
6. De *газеттер* liggen op tafel. (Hint: meervoud van “krant”)
7. Ik zie veel *базарлар* in de stad. (Hint: meervoud van “markt”)
8. De *офистерде* werken veel mensen. (Hint: meervoud in locatief van “kantoor”)
9. Wij bekijken de *қалаларды* op de kaart. (Hint: meervoud in accusatief van “stad”)
10. De *күндер* veranderen in de herfst. (Hint: meervoud van “zon”)