Oefening 1: Gebruik van Poolse zelfstandige naamwoorden in de nominatief
2. De *kot* (kat) slaapt op de stoel.
3. Ik heb een mooie *książka* (boek).
4. De *samochód* (auto) staat voor het huis.
5. Mijn *przyjaciel* (vriend) komt morgen.
6. De *dziecko* (kind) speelt in het park.
7. Zij leest een interessante *gazeta* (krant).
8. Het *pies* (hond) rent snel.
9. Onze *szkoła* (school) is groot.
10. De *miasto* (stad) is druk vandaag.
Oefening 2: Gebruik van Poolse zelfstandige naamwoorden in de accusatief
2. Hij koopt een nieuwe *kotkę* (kat, vrouwelijk).
3. Wij lezen een spannend *książkę* (boek).
4. Zij wast de *samochód* (auto) elke week.
5. Ik bezoek mijn beste *przyjaciela* (vriend, mannelijk).
6. De moeder roept het *dziecko* (kind).
7. Zij koopt een dagblad, de *gazetę* (krant).
8. Hij aait de *psa* (hond).
9. Ik zie de grote *szkołę* (school).
10. We bezoeken het oude *miasto* (stad).