Oefening 1: Enkelvoudige zelfstandige naamwoorden in Perzisch
2. Mijn *mâdar* kookt het avondeten. (Hint: mâdar betekent ‘moeder’.)
3. De *sib* is rood en zoet. (Hint: sib betekent ‘appel’.)
4. Hij ziet een *mâšin* op straat. (Hint: mâšin betekent ‘auto’.)
5. De *daryâ* is blauw en groot. (Hint: daryâ betekent ‘zee’.)
6. Zij leest een *dastan* voor. (Hint: dastan betekent ‘verhaal’.)
7. De *âb* is koud en helder. (Hint: âb betekent ‘water’.)
8. De *gol* ruikt lekker in de tuin. (Hint: gol betekent ‘bloem’.)
9. Hij koopt een nieuwe *kâghaz*. (Hint: kâghaz betekent ‘papier’.)
10. De *shahr* is druk en groot. (Hint: shahr betekent ‘stad’.)
Oefening 2: Meervoudige zelfstandige naamwoorden in Perzisch
2. Haar *mâdarhâ* zijn vriendelijk. (Hint: meervoud van mâdar, ‘moeders’.)
3. We zien veel *sibhâ* in de mand. (Hint: meervoud van sib, ‘appels’.)
4. De *mâšin-hâ* rijden snel. (Hint: meervoud van mâšin, ‘auto’s’.)
5. De *daryâhâ* zijn groot en diep. (Hint: meervoud van daryâ, ‘zeeën’.)
6. De *dastanhâ* zijn spannend. (Hint: meervoud van dastan, ‘verhalen’.)
7. Er zijn veel *âb-hâ* in de rivier. (Hint: meervoud van âb, ‘wateren’ of ‘waters’.)
8. De *golhâ* bloeien in de lente. (Hint: meervoud van gol, ‘bloemen’.)
9. We gebruiken veel *kâghazhâ* op school. (Hint: meervoud van kâghaz, ‘papieren’.)
10. De *shahrhâ* groeien elk jaar. (Hint: meervoud van shahr, ‘steden’.)