Oefening 1: Vragende voornaamwoorden voor personen
2. *யார்* (Wie) belt er aan de deur?
3. *யார்* (Wie) heeft dit boek gelezen?
4. *யார்* (Wie) komt er naar het feest?
5. *யார்* (Wie) is jouw beste vriend?
6. *யார்* (Wie) woont naast jou?
7. *யார்* (Wie) heeft de deur gesloten?
8. *யார்* (Wie) gaat met ons mee?
9. *யார்* (Wie) is de directeur van de school?
10. *யார்* (Wie) helpt jou met huiswerk?
Oefening 2: Vragende voornaamwoorden voor dingen, plaatsen en redenen
2. *எங்கே* (Waar) is de markt?
3. *ஏன்* (Waarom) ben je te laat gekomen?
4. *எப்போது* (Wanneer) begint de les?
5. *எப்படி* (Hoe) maak je deze curry?
6. *என்ன* (Wat) wil je eten?
7. *எங்கே* (Waar) ligt het museum?
8. *ஏன்* (Waarom) huilde hij gisteren?
9. *எப்போது* (Wanneer) ga je op vakantie?
10. *எப்படி* (Hoe) kom je naar school?