Oefening 1: Vragende voornaamwoorden voor personen en dingen
2. *Ano* ang gusto mong kainin? (Hint: Gebruik voor dingen of objecten.)
3. *Sino* ang kasama mo sa paaralan? (Hint: Vraag naar een persoon.)
4. *Ano* ang pangalan ng pusa mo? (Hint: Vraag naar een ding of naam.)
5. *Sino* ang nagtuturo ng Tagalog? (Hint: Vraag naar een persoon.)
6. *Ano* ang paborito mong kulay? (Hint: Vraag naar een ding of voorkeur.)
7. *Sino* ang nagdala ng regalo? (Hint: Vraag naar een persoon.)
8. *Ano* ang ibig sabihin ng salitang iyon? (Hint: Vraag naar betekenis of uitleg.)
9. *Sino* ang kaklase mo? (Hint: Vraag naar een persoon.)
10. *Ano* ang niluluto mo ngayon? (Hint: Vraag naar een ding of actie.)
Oefening 2: Vragende voornaamwoorden voor plaats, tijd en reden
2. *Kailan* ang iyong kaarawan? (Hint: Vraag naar tijd of datum.)
3. *Bakit* ka malungkot? (Hint: Vraag naar reden of oorzaak.)
4. *Saan* mo inilagay ang susi? (Hint: Vraag naar plaats.)
5. *Kailan* tayo magkikita? (Hint: Vraag naar tijd.)
6. *Bakit* hindi ka sumagot? (Hint: Vraag naar reden.)
7. *Saan* nag-aaral ang kapatid mo? (Hint: Vraag naar plaats.)
8. *Kailan* nagsimula ang klase? (Hint: Vraag naar tijd.)
9. *Bakit* gusto mong matuto ng Tagalog? (Hint: Vraag naar reden.)
10. *Saan* mo gustong kumain? (Hint: Vraag naar plaats.)