1. *Kdo* je tvůj nejlepší přítel? (Hint: Vraag naar een persoon)
2. *Co* jsi dnes snědl k obědu? (Hint: Vraag naar een ding of activiteit)
3. *Kde* bydlíš? (Hint: Vraag naar een plaats)
4. *Kdo* volal včera večer? (Hint: Vraag naar een persoon)
5. *Co* chceš dělat zítra? (Hint: Vraag naar een ding of activiteit)
6. *Kde* je nejbližší obchod? (Hint: Vraag naar een plaats)
7. *Kdo* ti pomohl s úkolem? (Hint: Vraag naar een persoon)
8. *Co* je to za zvuk? (Hint: Vraag naar een ding)
9. *Kde* jsi našel tu knihu? (Hint: Vraag naar een plaats)
10. *Kdo* zpívá tu písničku? (Hint: Vraag naar een persoon)

1. *Proč* jsi přišel pozdě? (Hint: Vraag naar een reden of oorzaak)
2. *Kdy* máš narozeniny? (Hint: Vraag naar een tijdstip)
3. *Kolik* stojí ten film? (Hint: Vraag naar een hoeveelheid of prijs)
4. *Proč* se učíš česky? (Hint: Vraag naar een reden)
5. *Kdy* začne schůzka? (Hint: Vraag naar een tijd)
6. *Kolik* lidí přijde na oslavu? (Hint: Vraag naar een aantal personen)
7. *Proč* nemůžeš jít s námi? (Hint: Vraag naar een reden)
8. *Kdy* odjíždíš na dovolenou? (Hint: Vraag naar een tijdstip)
9. *Kolik* hodin denně pracuješ? (Hint: Vraag naar een hoeveelheid tijd)
10. *Proč* je ten film tak oblíbený? (Hint: Vraag naar een reden)