Oefening 1: Kies het juiste vragende voornaamwoord
2. *Què* vols menjar avui? (Hint: Vraag naar een ding of actie, “wat”)
3. *On* vius? (Hint: Vraag naar een plaats, “waar”)
4. *Per què* estudies català? (Hint: Vraag naar een reden, “waarom”)
5. *Com* arribes a l’escola? (Hint: Vraag naar een manier of wijze, “hoe”)
6. *Qui* va trucar ahir? (Hint: Vraag naar een persoon, “wie”)
7. *Què* és això? (Hint: Vraag naar een object of iets onbekends, “wat”)
8. *On* està el llibre? (Hint: Vraag naar een locatie, “waar”)
9. *Per què* no vas venir? (Hint: Vraag naar een oorzaak of reden, “waarom”)
10. *Com* es diu aquesta ciutat? (Hint: Vraag naar de wijze van benoemen, “hoe”)
Oefening 2: Vul het correcte vragende voornaamwoord in de zin in
2. *Què* t’agrada fer a l’estiu? (Hint: Vraag naar een activiteit, “wat”)
3. *On* vas passar les vacances? (Hint: Vraag naar een plaats, “waar”)
4. *Per què* plores? (Hint: Vraag naar een reden, “waarom”)
5. *Com* es fa aquesta recepta? (Hint: Vraag naar de wijze of methode, “hoe”)
6. *Qui* va guanyar el partit? (Hint: Vraag naar een persoon, “wie”)
7. *Què* necessites per a la classe? (Hint: Vraag naar een voorwerp, “wat”)
8. *On* treballa la teva mare? (Hint: Vraag naar een locatie, “waar”)
9. *Per què* estudies tant? (Hint: Vraag naar een motivatie, “waarom”)
10. *Com* arriben els autobusos? (Hint: Vraag naar de manier, “hoe”)