Oefening 1: Vragende bijwoorden voor plaats en tijd
2. *Kdaj* prideš domov? (Hint: Dit vragend bijwoord gebruik je om naar een tijdstip te vragen.)
3. *Kje* je tvoja knjiga? (Hint: Vraag naar de locatie van iets.)
4. *Kdaj* imaš rojstni dan? (Hint: Vraag naar een datum of tijd.)
5. *Kje* se srečamo? (Hint: Vraag naar een ontmoetingsplaats.)
6. *Kdaj* bo začela ura? (Hint: Vraag naar het begin van een tijdsperiode.)
7. *Kje* si delal lani? (Hint: Vraag naar een werkplek in het verleden.)
8. *Kdaj* si nazadnje jedel? (Hint: Vraag naar het laatste moment van een actie.)
9. *Kje* so tvoji prijatelji? (Hint: Vraag naar de verblijfplaats van personen.)
10. *Kdaj* greste na počitnice? (Hint: Vraag naar een geplande tijd.)
Oefening 2: Vragende bijwoorden voor reden en wijze
2. *Kako* si prišel sem? (Hint: Vraag naar de manier waarop iets gebeurd is.)
3. *Zakaj* ne prideš z nami? (Hint: Vraag naar de oorzaak van het niet meegaan.)
4. *Kako* se piše tvoje ime? (Hint: Vraag naar de wijze van schrijven.)
5. *Zakaj* je avto počasen? (Hint: Vraag naar de reden van een eigenschap.)
6. *Kako* pripravljaš to jed? (Hint: Vraag naar de bereidingswijze.)
7. *Zakaj* si zamudil na sestanek? (Hint: Vraag naar de oorzaak van te laat komen.)
8. *Kako* se počutiš danes? (Hint: Vraag naar de manier waarop iemand zich voelt.)
9. *Zakaj* ne moreš priti? (Hint: Vraag naar de reden van afwezigheid.)
10. *Kako* bomo šli tja? (Hint: Vraag naar het middel van vervoer.)