Oefening 1: Vragende bijwoorden voor plaats en tijd
2. *Hvornår* starter filmen? (Hint: Vraag naar de tijd.)
3. *Hvor* kommer du fra? (Hint: Vraag naar de plaats van herkomst.)
4. *Hvornår* skal vi mødes? (Hint: Vraag naar het moment van afspreken.)
5. *Hvor* er min taske? (Hint: Vraag naar de locatie.)
6. *Hvornår* åbner butikken? (Hint: Vraag naar de openingstijd.)
7. *Hvor* arbejder hun? (Hint: Vraag naar de werkplek.)
8. *Hvornår* rejser du til København? (Hint: Vraag naar de vertrektijd.)
9. *Hvor* kan jeg købe brød? (Hint: Vraag naar een plek om iets te kopen.)
10. *Hvornår* kommer toget? (Hint: Vraag naar de aankomsttijd.)
Oefening 2: Vragende bijwoorden voor reden en manier
2. *Hvordan* laver man denne ret? (Hint: Vraag naar de manier.)
3. *Hvorfor* kan du ikke komme? (Hint: Vraag naar de oorzaak.)
4. *Hvordan* kommer jeg til stationen? (Hint: Vraag naar de route of manier.)
5. *Hvorfor* græder barnet? (Hint: Vraag naar de reden van huilen.)
6. *Hvordan* fungerer denne maskine? (Hint: Vraag naar de werking.)
7. *Hvorfor* er læreren sur? (Hint: Vraag naar de reden van de stemming.)
8. *Hvordan* kan jeg hjælpe dig? (Hint: Vraag naar de wijze van hulp.)
9. *Hvorfor* er døren låst? (Hint: Vraag naar de reden van het slot.)
10. *Hvordan* skriver man dette ord? (Hint: Vraag naar de manier van schrijven.)