Oefening 1: Vragende bijvoeglijke naamwoorden met “hangi”
2. *Hangi* renk senin favorin? (Vraag naar een specifieke kleur)
3. *Hangi* film bu akşam gösterilecek? (Vraag naar een specifieke film)
4. *Hangi* yol daha kısa? (Vraag naar een specifieke weg)
5. *Hangi* saat toplantı başlayacak? (Vraag naar het tijdstip van de vergadering)
6. *Hangi* öğrenci sınavı geçti? (Vraag naar de specifieke student)
7. *Hangi* mevsim en sıcak olur? (Vraag naar een specifieke seizoen)
8. *Hangi* ev sizin? (Vraag naar een specifiek huis)
9. *Hangi* yemek daha lezzetli? (Vraag naar een specifiek gerecht)
10. *Hangi* şehirde yaşıyorsun? (Vraag naar een specifieke stad)
Oefening 2: Gebruik van vragende bijvoeglijke naamwoorden in zinnen
2. *Hangi* kitaplar kütüphanede var? (Vraag naar bepaalde boeken)
3. *Hangi* çiçekler bahçede açtı? (Vraag naar bepaalde bloemen)
4. *Hangi* saat uygun senin için? (Vraag naar een geschikt tijdstip)
5. *Hangi* çocuk oyun oynuyor? (Vraag naar een specifiek kind)
6. *Hangi* elbiseyi giymek istersin? (Vraag naar een specifieke jurk)
7. *Hangi* şarkıcıyı dinliyorsun? (Vraag naar een specifieke zanger)
8. *Hangi* köpek senin? (Vraag naar een specifiek dier)
9. *Hangi* meyveler taze? (Vraag naar specifieke vruchten)
10. *Hangi* yol daha güvenli? (Vraag naar een specifieke weg)