Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Oefeningen met voorzetselzinnen voor Thaise grammatica

In deze oefeningen werk je met voorzetselzinnen in de Thaise grammatica. Je leert hoe je de juiste voorzetsels gebruikt om relaties tussen woorden aan te geven, zoals plaats, tijd en richting. Let goed op de hints om het juiste voorzetsel te kiezen.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Oefening 1: Voorzetsels van Plaats

1. Het boek ligt *op* de tafel. (Gebruik een voorzetsel dat een positie boven iets aangeeft.)
2. De kat zit *onder* de stoel. (Gebruik een voorzetsel dat een positie lager dan iets aangeeft.)
3. De vogel vliegt *boven* het huis. (Gebruik een voorzetsel dat een positie hoger dan iets aangeeft.)
4. Ik loop *naar* het park. (Gebruik een voorzetsel dat richting aangeeft.)
5. De auto staat *naast* het gebouw. (Gebruik een voorzetsel dat iets aan de zijkant aangeeft.)
6. De winkel is *tussen* de bank en de school. (Gebruik een voorzetsel dat een positie in het midden aangeeft.)
7. De sleutel ligt *in* de lade. (Gebruik een voorzetsel dat binnenin iets aangeeft.)
8. Het schilderij hangt *aan* de muur. (Gebruik een voorzetsel dat bevestiging aan iets aangeeft.)
9. De kinderen spelen *achter* het huis. (Gebruik een voorzetsel dat een positie achter iets aangeeft.)
10. De fiets staat *voor* het huis. (Gebruik een voorzetsel dat een positie voor iets aangeeft.)

Oefening 2: Voorzetsels van Tijd en Richting

1. Ik kom *om* zeven uur thuis. (Gebruik een voorzetsel dat een specifiek tijdstip aangeeft.)
2. We gaan *vanaf* maandag op vakantie. (Gebruik een voorzetsel dat het begin van een periode aanduidt.)
3. Het feest is *tot* middernacht. (Gebruik een voorzetsel dat het einde van een periode aanduidt.)
4. Hij werkt *sinds* januari bij dat bedrijf. (Gebruik een voorzetsel dat een beginpunt in het verleden aangeeft.)
5. De trein vertrekt *uit* Amsterdam. (Gebruik een voorzetsel dat vertrekpunt aanduidt.)
6. Zij rijdt *naar* haar werk. (Gebruik een voorzetsel dat een bestemming aangeeft.)
7. We blijven *tijdens* de storm binnen. (Gebruik een voorzetsel dat een periode waarin iets gebeurt aanduidt.)
8. De vergadering is *over* een uur. (Gebruik een voorzetsel dat een tijdsduur vanaf nu aangeeft.)
9. Hij studeert *voor* het examen. (Gebruik een voorzetsel dat doel of reden aangeeft.)
10. Ze woont *bij* haar ouders. (Gebruik een voorzetsel dat nabijheid of locatie aangeeft.)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot