Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Oefeningen met voorzetsels van plaatsen voor Afrikaanse grammatica

In deze oefeningen gaan we aan de slag met voorzetsels van plaatsen in het Afrikaans. Je leert hoe je juiste voorzetsels gebruikt om de plaats of locatie aan te geven in een zin. Let goed op de hints die uitleg geven over het gebruik van elk voorzetsel.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Oefening 1: Voorzetsels van plaatsen in eenvoudige zinnen

1. Die boek lê *op* die tafel. (Gebruik ‘op’ wanneer iets op een oppervlak ligt.)
2. Die kat sit *onder* die stoel. (Gebruik ‘onder’ om aan te geven dat iets lager is dan iets anders.)
3. Die voël vlieg *bo* die boom. (Gebruik ‘bo’ om iets hoger dan iets anders aan te duiden.)
4. Die kinders speel *in* die tuin. (Gebruik ‘in’ wanneer iets binnen een ruimte is.)
5. Die sleutel hang *aan* die muur. (Gebruik ‘aan’ om aan te geven dat iets vastzit aan een oppervlak.)
6. Die motor staan *langs* die huis. (Gebruik ‘langs’ om aan te geven dat iets direct naast iets anders staat.)
7. Die winkel is *teenoor* die kerk. (Gebruik ’teenoor’ wanneer iets recht tegenover iets anders is.)
8. Die hond lê *nabij* die deur. (Gebruik ‘nabij’ om een korte afstand aan te geven.)
9. Die lamp hang *bo* die tafel. (Gebruik ‘bo’ voor iets wat hoger hangt dan iets anders.)
10. Die fiets staan *agter* die garage. (Gebruik ‘agter’ om iets aan de achterkant van iets anders aan te geven.)

Oefening 2: Vul het juiste voorzetsel van plaats in

1. Die blompot staan *op* die vensterbank. (Gebruik ‘op’ wanneer iets op een oppervlak staat.)
2. Die kinders sit *in* die klaslokaal. (Gebruik ‘in’ voor iets wat binnen een ruimte is.)
3. Die kat kruip *onder* die bed. (Gebruik ‘onder’ om aan te geven dat iets lager is dan iets anders.)
4. Die winkel is *langs* die straat. (Gebruik ‘langs’ als iets parallel aan iets anders is.)
5. Die bank staan *teen* die muur. (Gebruik ’teen’ wanneer iets direct tegen een oppervlak staat.)
6. Die son skyn *bo* die berge. (Gebruik ‘bo’ om aan te geven dat iets hoger is.)
7. Die fiets staan *agter* die huis. (Gebruik ‘agter’ voor iets wat aan de achterkant is.)
8. Die ouma sit *voor* die kaggel. (Gebruik ‘voor’ om iets wat aan de voorkant is aan te geven.)
9. Die skildery hang *aan* die muur. (Gebruik ‘aan’ om aan te geven dat iets vast is op een oppervlak.)
10. Die boom staan *nabij* die rivier. (Gebruik ‘nabij’ om een korte afstand aan te geven.)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot