1. Vi blev forsinket *på grund af* trafikken. (Gebruik het voorzetsel dat “vanwege” betekent.)
2. Mødet blev aflyst *på grund af* sygdom. (Gebruik het voorzetsel dat een reden aangeeft.)
3. Hun bestod eksamen *takket være* hårdt arbejde. (Gebruik het voorzetsel dat “dankzij” betekent.)
4. Arrangementet blev succesfuldt *takket være* frivillige hjælpere. (Gebruik het voorzetsel dat positieve oorzaak aanduidt.)
5. Vejret blev koldt *som følge af* en koldfront. (Gebruik het voorzetsel dat “als gevolg van” betekent.)
6. Forsinkelsen skete *som følge af* tekniske problemer. (Gebruik het voorzetsel dat oorzaak aanduidt.)
7. Han mistede jobbet *på grund af* nedskæringer i firmaet. (Gebruik het voorzetsel dat een negatieve oorzaak geeft.)
8. Projektet lykkedes *takket være* teamets indsats. (Gebruik het voorzetsel dat succes door oorzaak aangeeft.)
9. Skolen blev lukket *på grund af* snevejr. (Gebruik het voorzetsel dat reden aangeeft.)
10. Forbedringen i sundheden kom *takket være* bedre kost og motion. (Gebruik het voorzetsel dat positieve oorzaak uitdrukt.)

1. Vi kan ikke gå ud *på grund af* regnen. (Gebruik het voorzetsel voor negatieve oorzaak.)
2. Han fik en pris *takket være* sin indsats. (Gebruik het voorzetsel voor positieve oorzaak.)
3. Skaden opstod *som følge af* en ulykke. (Gebruik het voorzetsel voor gevolg van iets.)
4. Der var trafikstop *på grund af* en ulykke. (Gebruik het voorzetsel voor reden.)
5. Hun er glad *takket være* sin familie. (Gebruik het voorzetsel dat dankbaarheid uitdrukt.)
6. Flyet blev forsinket *på grund af* dårligt vejr. (Gebruik het voorzetsel voor oorzaak.)
7. Det gode resultat kom *takket være* hårdt arbejde. (Gebruik het voorzetsel voor succes door oorzaak.)
8. Arrangementet blev aflyst *som følge af* tekniske problemer. (Gebruik het voorzetsel dat een gevolg aangeeft.)
9. Vi måtte blive hjemme *på grund af* sygdom. (Gebruik het voorzetsel voor reden.)
10. Forbedringen i økonomien kom *takket være* nye investeringer. (Gebruik het voorzetsel voor positieve oorzaak.)