Oefening 1: Voorzetsels van agenten in actieve zinnen
2. Het boek werd door de student gelezen. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
3. De maaltijd werd door de kok bereid. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
4. De deur werd door de bewaker gesloten. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
5. De taak werd door de manager toegewezen. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
6. Het schilderij werd door de kunstenaar gemaakt. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
7. De uitnodiging werd door de organisator verstuurd. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
8. De muziek werd door de DJ gedraaid. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
9. Het rapport werd door de assistent opgesteld. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
10. De presentatie werd door de directeur gegeven. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
2. Het boek werd *द्वारा* de student gelezen.
3. De maaltijd werd *द्वारा* de kok bereid.
4. De deur werd *द्वारा* de bewaker gesloten.
5. De taak werd *द्वारा* de manager toegewezen.
6. Het schilderij werd *द्वारा* de kunstenaar gemaakt.
7. De uitnodiging werd *द्वारा* de organisator verstuurd.
8. De muziek werd *द्वारा* de DJ gedraaid.
9. Het rapport werd *द्वारा* de assistent opgesteld.
10. De presentatie werd *द्वारा* de directeur gegeven.
Oefening 2: Voorzetsels van agenten in passieve zinnen met persoonsvorm
2. De documenten worden door haar gecontroleerd. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
3. Het huis wordt door ons schoongemaakt. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
4. De uitnodigingen worden door hen verstuurd. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
5. Het probleem wordt door de expert opgelost. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
6. De regels worden door de leraar uitgelegd. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
7. De foto’s worden door de fotograaf gemaakt. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
8. De offertes worden door het team voorbereid. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
9. De resultaten worden door de jury beoordeeld. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
10. De plannen worden door de architect goedgekeurd. (Gebruik het voorzetsel dat ‘door’ betekent)
2. De documenten worden *द्वारा* haar gecontroleerd.
3. Het huis wordt *द्वारा* ons schoongemaakt.
4. De uitnodigingen worden *द्वारा* hen verstuurd.
5. Het probleem wordt *द्वारा* de expert opgelost.
6. De regels worden *द्वारा* de leraar uitgelegd.
7. De foto’s worden *द्वारा* de fotograaf gemaakt.
8. De offertes worden *द्वारा* het team voorbereid.
9. De resultaten worden *द्वारा* de jury beoordeeld.
10. De plannen worden *द्वारा* de architect goedgekeurd.