Oefening 1: Voorzetsel “oleh” in passieve zinnen
2. Surat itu dihantar *oleh* posmen. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
3. Lagu itu dinyanyikan *oleh* penyanyi terkenal. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
4. Makanan itu dimasak *oleh* ibu saya. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
5. Kereta itu dibaiki *oleh* mekanik. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
6. Rumah itu dibina *oleh* kontraktor. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
7. Lukisan itu dibuat *oleh* pelukis muda. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
8. Filem itu diarahkan *oleh* pengarah terkenal. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
9. Hadiah itu diberikan *oleh* rakan saya. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
10. Tugas itu diselesaikan *oleh* pelajar. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
Oefening 2: Gebruik van voorzetsels van agenten in verschillende contexten
2. Pekerjaan itu dilakukan *oleh* pekerja kilang. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
3. Cerita itu diceritakan *oleh* nenek saya. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
4. Pakaian itu dicuci *oleh* pembantu rumah. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
5. Buku itu dibaca *oleh* pelajar. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
6. Surat itu ditulis *oleh* adik saya. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
7. Kerja itu diawasi *oleh* penyelia. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
8. Hadiah itu disiapkan *oleh* tukang jahit. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
9. Laporan itu disusun *oleh* setiausaha. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)
10. Projek itu dikendalikan *oleh* pasukan. (Let op het voorzetsel dat aangeeft door wie iets is gedaan.)