Oefening 1: Voorzetsels van agenten in Kannada – Basiszinnen
2. De taart is gebakken *door* mijn moeder. (Hint: wie heeft de actie uitgevoerd?)
3. De brief is gestuurd *door* de directeur. (Hint: het voorzetsel van agent geeft de uitvoerder aan)
4. Het huis wordt schoongemaakt *door* de schoonmaker. (Hint: wie voert de handeling uit?)
5. De schilderijen zijn gemaakt *door* een kunstenaar. (Hint: gebruik het voorzetsel dat een agent aanduidt)
6. De film is geregisseerd *door* een beroemde regisseur. (Hint: door wie is de film gemaakt?)
7. Het lied is gezongen *door* de zanger. (Hint: het voorzetsel van agent geeft de uitvoerder aan)
8. De presentatie is gegeven *door* de manager. (Hint: wie gaf de presentatie?)
9. De auto is gerepareerd *door* de monteur. (Hint: wie heeft de reparatie uitgevoerd?)
10. Het rapport is geschreven *door* de student. (Hint: wie maakte het rapport?)
Oefening 2: Voorzetsels van agenten in Kannada – Uitgebreide zinnen
2. De tentoonstelling wordt georganiseerd *door* het museum. (Hint: wie organiseert de tentoonstelling?)
3. De nieuwe wet is opgesteld *door* de overheid. (Hint: wie maakt wetten?)
4. De schilderijen werden tentoongesteld *door* de galeriehouder. (Hint: wie toont kunstwerken?)
5. Het concert werd geleid *door* de dirigent. (Hint: wie leidt het concert?)
6. De campagne wordt geleid *door* de marketingafdeling. (Hint: wie leidt campagnes?)
7. De uitnodiging is verstuurd *door* het secretariaat. (Hint: wie verstuurt uitnodigingen?)
8. Het artikel is geschreven *door* de journalist. (Hint: wie schrijft artikelen?)
9. De diagnose werd gesteld *door* de dokter. (Hint: wie stelt diagnoses?)
10. De klus is geklaard *door* het team. (Hint: wie klaart de klus?)