1. Het boek is geschreven *от* een beroemde schrijver. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft door wie iets gedaan wordt.)
2. De brief is gestuurd *от* mijn vriend. (Welk voorzetsel geeft hier de agent aan?)
3. De taart is gebakken *от* mijn moeder. (Let op het voorzetsel van agent in het Bulgaars.)
4. De fouten zijn gemaakt *от* de studenten. (Gebruik het juiste voorzetsel voor „door”.)
5. De film is geregisseerd *от* een bekende regisseur. (Welk voorzetsel hoort hier bij de agent?)
6. Het huis is gebouwd *от* ervaren arbeiders. (Kies het voorzetsel dat de agent aanduidt.)
7. De beslissing is genomen *от* de directeur. (Welk voorzetsel gebruik je om de uitvoerder aan te geven?)
8. De schilderijen zijn gemaakt *от* de kunstenaar. (Let op het juiste voorzetsel van agent.)
9. De uitnodiging is verstuurd *от* de organisatie. (Gebruik het voorzetsel dat agenten aanduidt.)
10. Het lied is gezongen *от* de zanger. (Welk voorzetsel hoort bij „door de zanger”?)

1. De boodschappen zijn gedaan *от* mijn vader. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft wie de handeling uitvoert.)
2. De taak is voltooid *от* het team. (Welk voorzetsel geeft hier de agent aan?)
3. Het rapport is geschreven *от* de assistent. (Let op het voorzetsel van agent in het Bulgaars.)
4. De presentatie is gegeven *от* de leraar. (Gebruik het juiste voorzetsel om de agent te benoemen.)
5. Het probleem is opgelost *от* de technicus. (Welk voorzetsel hoort hier bij de agent?)
6. Het cadeau is gekocht *от* mijn zus. (Kies het voorzetsel dat de agent aanduidt.)
7. De taak is gecontroleerd *от* de manager. (Welk voorzetsel gebruik je om de uitvoerder aan te geven?)
8. De foto is genomen *от* de fotograaf. (Let op het juiste voorzetsel van agent.)
9. Het artikel is gepubliceerd *от* de redacteur. (Gebruik het voorzetsel dat agenten aanduidt.)
10. De uitnodiging is geschreven *от* de gastheer. (Welk voorzetsel hoort bij „door de gastheer”?)