Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Oefeningen met voorzetsels in de Kannada-grammatica

In deze oefeningen leer je hoe je voorzetsels correct gebruikt in de Kannada-grammatica. Voorzetsels verbinden woorden in een zin en geven vaak plaats, tijd of richting aan. Let goed op de hints om de juiste voorzetsels te kiezen.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Oefening 1: Voorzetsels voor Plaats en Richting

1. De kat zit *op* de tafel. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats boven iets aangeeft.)
2. Hij loopt *naar* het park. (Gebruik een voorzetsel dat richting aangeeft.)
3. Het boek ligt *onder* de stoel. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats onder iets aangeeft.)
4. Wij staan *voor* het huis. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats vóór iets aangeeft.)
5. De vogel vliegt *boven* de bomen. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats hoger dan iets aangeeft.)
6. De sleutel ligt *in* de lade. (Gebruik een voorzetsel dat iets binnen iets anders aangeeft.)
7. De auto staat *naast* de garage. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats direct naast iets aangeeft.)
8. Hij loopt *langs* het meer. (Gebruik een voorzetsel dat langs een rand of lijn aangeeft.)
9. De kinderen spelen *tussen* de bomen. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats tussen twee dingen aangeeft.)
10. Ze zit *achter* de computer. (Gebruik een voorzetsel dat een plaats achter iets aangeeft.)

Oefening 2: Voorzetsels voor Tijd en Andere Verhoudingen

1. De les begint *om* acht uur. (Gebruik een voorzetsel dat een specifiek tijdstip aangeeft.)
2. Wij gaan *na* het eten wandelen. (Gebruik een voorzetsel dat volgorde in tijd aangeeft.)
3. Zij werkt *vanaf* maandag aan het project. (Gebruik een voorzetsel dat het begin van een periode aangeeft.)
4. Hij blijft hier *tot* vrijdag. (Gebruik een voorzetsel dat een eindpunt in de tijd aangeeft.)
5. Zij studeert *voor* het examen. (Gebruik een voorzetsel dat een doel of reden aangeeft.)
6. Ik kom *met* mijn vriend naar het feest. (Gebruik een voorzetsel dat gezelschap aangeeft.)
7. Hij is bang *voor* spinnen. (Gebruik een voorzetsel dat een oorzaak of object van gevoel aangeeft.)
8. De taart is *zonder* suiker gebakken. (Gebruik een voorzetsel dat afwezigheid aangeeft.)
9. Wij spreken *over* het nieuwe project. (Gebruik een voorzetsel dat het onderwerp van gesprek aangeeft.)
10. Zij woont *bij* haar ouders. (Gebruik een voorzetsel dat nabijheid of locatie aangeeft.)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot