Oefening 1: Verkorte zinnen met hulpwerkwoorden in het Hindi
2. तुम *हो* मेरे दोस्त। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “ben/jij bent”).
3. मैं *नहीं हूँ* थका। (Ontkenning met hulpwerkwoord in de tegenwoordige tijd).
4. वे *हैं* खुश। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “zijn” in meervoud).
5. यह *है* मेरी किताब। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “is”).
6. हम *हैं* तैयार। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “zijn” met “wij”).
7. तुम लोग *हो* बहुत अच्छे। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “jullie zijn”).
8. वह *नहीं है* यहाँ। (Ontkenning met hulpwerkwoord, enkelvoud).
9. मैं *हूँ* खुश। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “ik ben”).
10. वे लड़के *हैं* स्कूल में। (Gebruik het juiste hulpwerkwoord voor “zijn”).
Oefening 2: Verkorte zinnen met werkwoorden in de verleden tijd in het Hindi
2. वह फिल्म *देखी*। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “zien” vrouwelijk).
3. हम सुबह *खाए*। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “eten” meervoud).
4. तुमने मुझे *बुलाया* था। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “roepen”).
5. उन्होंने कल स्कूल *जाया* था। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “gaan” meervoud).
6. मैं बाजार से सब्ज़ियाँ *लाया*। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “brengen”).
7. वह लड़की घर पर *रही*। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “blijven” vrouwelijk).
8. आप सब ने परीक्षा में अच्छा *किया*। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “doen”).
9. बच्चे पार्क में खेल *रहे* थे। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “spelen” meervoud).
10. मैंने तुम्हें कल *मिल* लिया। (Gebruik het juiste werkwoord in verleden tijd voor “ontmoeten”).