Oefening 1: Verkorte zinnen met persoonlijke voornaamwoorden
2. Sinä *et* ole täällä. (Hint: Negatief werkwoord in de tegenwoordige tijd)
3. Hän *on* väsynyt. (Hint: Werkwoord ‘zijn’ in derde persoon enkelvoud)
4. Me *olemme* ystäviä. (Hint: Werkwoord ‘zijn’ in eerste persoon meervoud)
5. Te *olette* myöhässä. (Hint: Werkwoord ‘zijn’ in tweede persoon meervoud)
6. He *eivät* tule tänään. (Hint: Negatief werkwoord in derde persoon meervoud)
7. En *tule* huomenna. (Hint: Negatief eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd)
8. Et *puhu* suomea hyvin. (Hint: Negatief tweede persoon enkelvoud)
9. Hän *ei* tiedä vastausta. (Hint: Negatief derde persoon enkelvoud)
10. Me *emmekä* mene sinne. (Hint: Negatief en voegwoord ‘en en ook niet’)
Oefening 2: Verkorte zinnen met tijdsaanduidingen en hulpwerkwoorden
2. Et *voinut* tulla eilen. (Hint: Negatief van kunnen in verleden tijd)
3. Hän *on* syönyt jo. (Hint: Voltooid tegenwoordige tijd van ‘syödä’)
4. Emme *voi* auttaa nyt. (Hint: Negatief hulpwerkwoord ‘kunnen’ in tegenwoordige tijd)
5. Olette *menneet* kauppaan. (Hint: Voltooid deelwoord van ‘mennä’ – gegaan)
6. He eivät *tule* mukaan. (Hint: Negatief tegenwoordige tijd)
7. Olen *nähnyt* elokuvan. (Hint: Voltooid deelwoord van ‘nähdä’ – gezien)
8. Et *osannut* vastata. (Hint: Negatief verleden tijd van ‘osata’ – kunnen)
9. Hän *ei* halunnut jäädä. (Hint: Negatief verleden tijd van ‘haluta’ – willen)
10. Emme *ole* unohtaneet sinua. (Hint: Negatief voltooid tegenwoordige tijd)