1. Hun taler *tydeligere* end før. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ’tydeligt’ om aan te geven dat ze duidelijker spreekt dan vroeger.)
2. Han kører *hurtigere* end sin bror. (Hint: Vergelijk de snelheid van twee personen met de vergelijkende trap van ‘hurtigt’.)
3. Vi arbejder *flittigere* i dag end i går. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘flittigt’ om aan te geven dat we vandaag harder werken.)
4. Hun læser *mere* om aftenen end om morgenen. (Hint: Gebruik ‘mere’ voor de vergelijkende trap van ‘meget’ bij bijwoorden die niet op -t eindigen.)
5. Børnene leger *længere* uden pause nu. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘langt’ om de duur van het spelen aan te geven.)
6. Du taler *bedre* end jeg troede. (Hint: Gebruik de onregelmatige vergelijkende trap van ‘godt’.)
7. Han skriver *hurtigere* efter øvelse. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘hurtigt’.)
8. Vi sover *længere* i weekenden. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘langt’ om de duur van slapen te vergelijken.)
9. De arbejder *mere* effektivt nu. (Hint: Gebruik ‘mere’ bij het bijwoord ‘effektivt’ voor de vergelijkende trap.)
10. Hun synger *smukkere* end sin søster. (Hint: Vergelijk het zingen van twee personen met de vergelijkende trap van ‘smukt’.)

1. Han løber *hurtigst* af alle drengene. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘hurtigt’ om aan te geven dat hij het snelst rent.)
2. Hun taler *tydeligst* i klassen. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ’tydeligt’ om aan te geven dat zij het duidelijkst spreekt.)
3. Vi arbejder *flittigst* om fredagen. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘flittigt’ om aan te geven dat we het hardst werken op vrijdag.)
4. Han sover *længst* i weekenden. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘langt’ voor de langste duur van slapen.)
5. Du synger *smukkest* af alle. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘smukt’ om aan te geven wie het mooiste zingt.)
6. Hun skriver *hurtigst* efter træning. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘hurtigt’.)
7. Børnene leger *længst* uden pause. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘langt’.)
8. Jeg forstår *bedst* dansk nu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘godt’ om aan te geven wie het beste begrijpt.)
9. Vi arbejder *mest* effektivt om morgenen. (Hint: Gebruik ‘mest’ bij bijwoorden die niet op -t eindigen voor de overtreffende trap.)
10. De taler *tydeligst* til publikum. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ’tydeligt’.)