Oefening 1: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden gebruiken
2. Mijn huis is *smaller* dan dat van mijn vriend. (Hint: Vergelijk twee huizen en gebruik het woord voor ‘kleiner’.)
3. De berg is *higher* dan de heuvel. (Hint: Gebruik het woord voor ‘hoger’ bij natuurlijke landschappen.)
4. Deze weg is *longer* dan de andere straat. (Hint: Vergelijk twee wegen met het woord voor ‘langer’.)
5. Zijn auto is *faster* dan mijn fiets. (Hint: Vergelijk snelheid met het woord voor ‘sneller’.)
6. Haar boek is *thicker* dan het tijdschrift. (Hint: Vergelijk dikte met het woord voor ‘dikker’.)
7. De kat is *younger* dan de hond. (Hint: Gebruik het woord voor ‘jonger’ om leeftijd te vergelijken.)
8. Dit probleem is *easier* dan het vorige. (Hint: Vergelijk moeilijkheid met het woord voor ‘makkelijker’.)
9. Mijn kamer is *cleaner* dan die van mijn zus. (Hint: Gebruik het woord voor ‘schoner’ om netheid te vergelijken.)
10. De film was *more interesting* dan het boek. (Hint: Gebruik ‘meer’ + bijvoeglijk naamwoord om interesse te vergelijken.)
Oefening 2: Vul het juiste vergelijkende bijvoeglijke naamwoord in
2. Zijn stem is *louder* dan die van haar. (Hint: Gebruik het woord voor ‘luider’ bij geluid.)
3. Deze stoel is *more comfortable* dan de bank. (Hint: Gebruik ‘meer’ + bijvoeglijk naamwoord om comfort te vergelijken.)
4. Het nieuwe restaurant is *better* dan het oude. (Hint: Gebruik het woord voor ‘beter’ om kwaliteit te vergelijken.)
5. De winter is *colder* dan de herfst. (Hint: Vergelijk temperaturen met het woord voor ‘kouder’.)
6. Mijn broer is *taller* dan ik. (Hint: Gebruik het woord voor ‘langer’ of ‘groter’ bij lengte van mensen.)
7. Deze taak is *harder* dan de vorige. (Hint: Vergelijk moeilijkheid met het woord voor ‘moeilijker’.)
8. De taart is *sweeter* dan het koekje. (Hint: Gebruik het woord voor ‘zoeter’ bij smaak.)
9. Haar jurk is *more beautiful* dan mijn jas. (Hint: Gebruik ‘meer’ + bijvoeglijk naamwoord om schoonheid te vergelijken.)
10. De jongen is *stronger* dan het meisje. (Hint: Gebruik het woord voor ‘sterker’ om kracht te vergelijken.)