Oefening 1: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden herkennen en gebruiken
2. Deze straat is *длинней* dan die straat. (Hint: Vergelijk de lengte van twee dingen)
3. Mijn boek is *интересней* dan jouw boek. (Hint: Vergelijk de mate van interesse)
4. Vandaag is het weer *холодней* dan gisteren. (Hint: Vergelijk de temperatuur)
5. De auto is *быстрей* dan de fiets. (Hint: Vergelijk snelheid)
6. Deze film is *интересней* dan de vorige. (Hint: Gebruik een vergelijkend bijvoeglijk naamwoord voor “interessant”)
7. Haar huis is *ближе* bij het park dan het mijne. (Hint: Vergelijk afstand)
8. Mijn broer is *моложе* dan mijn zus. (Hint: Vergelijk leeftijden)
9. Deze taak is *легчей* dan de andere. (Hint: Vergelijk moeilijkheid)
10. Deze appel is *слаще* dan die appel. (Hint: Vergelijk smaak)
Oefening 2: Vul het juiste vergelijkende bijvoeglijk naamwoord in
2. Mijn nieuwe jas is *теплей* dan mijn oude jas. (Hint: Vergelijk warmte)
3. Dit examen is *сложней* dan het vorige examen. (Hint: Vergelijk moeilijkheid)
4. De rivier is *ширей* dan het meer. (Hint: Vergelijk breedte)
5. Deze kamer is *светлей* dan de andere kamer. (Hint: Vergelijk licht)
6. Haar stem is *громче* dan de stem van haar zus. (Hint: Vergelijk geluid)
7. De hond is *быстрей* dan de kat. (Hint: Vergelijk snelheid)
8. Mijn fiets is *дешевле* dan jouw fiets. (Hint: Vergelijk prijs)
9. Deze weg is *корочей* dan de omweg. (Hint: Vergelijk lengte)
10. Zijn antwoord was *лучше* dan dat van mij. (Hint: Vergelijk kwaliteit)