Oefening 1: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden – basisvormen
2. Min hund er *større* end din kat. (Hint: vergelijk de grootte, ‘stor’ betekent groot)
3. Vejret i dag er *koldere* end i går. (Hint: vergelijk de temperatuur, ‘kold’ betekent koud)
4. Hun er *smukkere* end sin søster. (Hint: gebruik de vergelijkende vorm van ‘smuk’ = mooi)
5. Denne opgave er *lettere* end den sidste opgave. (Hint: vergelijk het gemak, ‘let’ betekent licht/makkelijk)
6. Min taske er *tyngre* end din taske. (Hint: vergelijk het gewicht, ’tung’ betekent zwaar)
7. Denne bog er *interessantere* end den anden bog. (Hint: vergelijk het interesse niveau, ‘interessant’ betekent interessant)
8. Han taler *hurtigere* end sin ven. (Hint: vergelijk de snelheid van spreken, ‘hurtig’ betekent snel)
9. Vores hus er *nyere* end deres hus. (Hint: vergelijk de leeftijd, ‘ny’ betekent nieuw)
10. Denne film er *bedre* end filmen vi så i går. (Hint: vergelijk de kwaliteit, ‘god’ betekent goed)
Oefening 2: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden met negatie en superlatieven
2. Min bror er *højere* end mig. (Hint: vergelijk de lengte, ‘høj’ betekent lang/hoog)
3. Dette hus er *mindre* end det gamle hus. (Hint: vergelijk de grootte, ‘lille’ betekent klein)
4. Hun er *mere tålmodig* end sin veninde. (Hint: vergelijk geduld, gebruik ‘mere’ bij sommige bijvoeglijke naamwoorden)
5. Det her vejr er *mindre koldt* end i sidste uge. (Hint: vergelijk temperatuur met ontkenning, ‘kold’ betekent koud)
6. Denne opgave er *mere kompliceret* end den første. (Hint: vergelijk complexiteit, gebruik ‘mere’ bij samengestelde bijvoeglijke naamwoorden)
7. Min cykel er *nyere* end hans cykel. (Hint: vergelijk de leeftijd, ‘ny’ betekent nieuw)
8. Denne bog er ikke *mindre interessant* end den anden bog. (Hint: vergelijk interesse, ontkenning met ‘mindre’)
9. Hun er *stærkere* end før. (Hint: vergelijk kracht, ‘stærk’ betekent sterk)
10. Denne opgave er *lettere* end jeg troede. (Hint: vergelijk het gemak, ‘let’ betekent licht/makkelijk)